ECLI:NL:TGDKG:2016:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 461.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:88
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 23-11-2016
Zaaknummer(s): 461.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond, onvoldoende termen aanwezig om over te gaan tot opleggen van een maatregel. De gerechtsdeurwaarder heeft bij een collega niet voorafgaand aan het beslag geïnformeerd of al op het betalingsvoorstel van klager was gereageerd. Weliswaar is de beklaagde gerechtsdeurwaarder niet belast met de incassering van de vordering op klager, van hem mag wel worden verwacht dat hij op het betalingsvoorstel van klager en op zijn e-mail had gereageerd. Hoewel de gerechtsdeurwaarder het betalingsvoorstel heeft doorgestuurd naar zijn collega en de opdrachtgever, heeft hij nagelaten dit aan klager mede te delen. Deze nalatigheid en gebrekkige communicatie is aan de gerechtsdeurwaarder tegen te werpen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 november 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 461.2015 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 29 mei 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 9 juli 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2016 alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 november 2016.

1. De feiten

a)     Bij exploot van 14 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van een collega gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard te verschijnen voor de Rechtbank Oost-Brabant.

b)     Bij vonnis van [   ] is klager door de Rechtbank Oost-Brabant veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en is klager in de proceskosten veroordeeld.

c)     Bij exploot van 28 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling van het verschuldigde bedrag en met aanzegging dat bij niet voldoening daarvan het vonnis verder ten uitvoer zou worden gelegd.

d)     Bij brief van 29 april 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat er onnodige kosten zijn gemaakt, de gevorderde rente excessief was en voorgesteld een verminderd bedrag van € 440,00 te betalen.

e)     Bij exploot van 12 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag gelegd onder de werkgever van klager.

f)      Aansluitend op een met de gerechtsdeurwaarder gevoerd telefoongesprek heeft klager zijn bezwaren bij email van 15 mei 2015 nogmaals uiteengezet.

g)     Bij e-mail van 19 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een reactie gegeven op de e-mail van klager van 15 mei 2015

h)     Bij e-mail van 20 mei 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht een in het derdenbeslag opgenomen post van € 112,18 aan executiekosten te specificeren.

2. De klacht

2.1. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een onjuist en te hoog bedrag heeft opgegeven bij het aanbrengen van de dagvaarding. Om de gerechtelijke procedure te voorkomen diende het salaris gemachtigde ad € 60,00 te worden betaald terwijl de eisende partij zelf procedeerde en er dus geen sprake kan zijn van een liquidatietarief.

2.2. De gerechtsdeurwaarder maakt onnodige kosten door het vonnis van [   ] direct na ontvangst te betekenen. Hij heeft klager geen gelegenheid geboden om vrijwillig aan het vonnis te voldoen. Klager wordt zodoende geconfronteerd met onnodige kosten. Die kosten staan ook niet in verhouding tot de oorspronkelijke hoofdsom.

2.3. De gerechtsdeurwaarder heeft in plaats van tot beantwoording van een redelijk betalingsvoorstel van klager over te gaan onaangekondigd derdenbeslag gelegd.

2.4. De gerechtsdeurwaarder laat zich meeslepen met de emoties en een onjuiste opstelling van zijn opdrachtgever zonder rekening te houden met klager. De verantwoordelijkheid voor het verrichten van ambtshandelingen worden door de gerechtsdeurwaarder afgeschoven op zijn opdrachtgever. Hij heeft nagelaten de zaak professioneel en onafhankelijk te beoordelen in zijn ambt als gerechtsdeurwaarder.

2.5. De gerechtsdeurwaarder intimideert klager en tracht het tuchtrecht te ondermijnen. Tijdens het telefonisch onderhoud heeft de gerechtsdeurwaarder klager aansprakelijk gesteld voor zijn kosten en uren die gemoeid zijn met zijn verweer tegen een klacht.

2.6. Brieven van klager worden door de gerechtsdeurwaarder niet beantwoord. Op het betalingsvoorstel van klager van 29 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder niet gereageerd, ook niet na herhaald verzoek. Op het verzoek van klager om de post van € 122,18 nader te specificeren is evenmin gereageerd. Gezien de toonzetting van de e-mail van 19 mei 2015 en kennis achteraf zou de gerechtsdeurwaarder, in strijd met de telefonische afspraak van 15 mei 2015, ook niet gereageerd hebben op de e-mail van klager als klager niet nogmaals om antwoord had verzocht. Tijdens het eerste telefonisch onderhoud heeft de gerechtsdeurwaarder de verbinding ook al abrupt verbroken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2. Klachtonderdeel 2.1. kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegenge­wor­pen. De dagvaarding is opgesteld door een andere gerechtsdeurwaarder. De gerechts­deur­waarder heeft de dagvaarding slechts aan klager betekend en is daar ingevolge zijn ministerieplicht in beginsel aan gehouden. De beklaagde gerechts­deur­waarder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van een stuk dat niet door hemzelf is opgesteld. De bezwaren van klager tegen de inhoud van het vonnis voor wat betreft de kosten aan salaris gemachtigde, kunnen op zichzelf nimmer leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaar­dig heeft gehandeld.

4.3. Klachtonderdeel 2.2. kan evenmin aan de gerechtsdeurwaarder worden tegenge­worpen. De gerechtsdeurwaarder heeft opdracht gekregen een vonnis aan klager te betekenen. Op grond van zijn ministerieplicht was de gerechtsdeurwaarder gehouden aan de opdracht te voldoen. Het lag niet op zijn weg om klager te verzoeken vrijwillig tot betaling over te gaan. Van het maken van onnodige kosten is niet gebleken. De kosten berusten op het BTAG tarief. Dat de kosten niet in verhouding staan tot de hoofdsom staat noch aan het dagvaarden noch aan de tenuitvoerlegging van het vonnis in de weg.

4.4. Ten aanzien van klachtonderdeel 2.3. is de Kamer van oordeel dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen om, voorafgaand het leggen van het derdenbeslag op 12 mei 2015, bij zijn collega gerechtsdeurwaarder te informeren of deze collega al op het betalingsvoorstel van klager had gereageerd. Dit betalings­voorstel was immers aan de gerechtsdeur­waar­der gericht en slechts in kopie gestuurd aan diens collega en opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder heeft niet weersproken dat op het betalingsvoorstel ten tijde van de beslaglegging nog niet was gereageerd. Dat hij er voetstoots op heeft vertrouwd dat zijn collega en/of opdrachtgever wel op het voorstel van klager had gereageerd dient voor zijn rekening te blijven. De Kamer acht de klacht op dit onderdeel gegrond.

4.5. Ten aanzien van klachtonderdelen 2.4. en 2.5. overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer uitdrukkelijk heeft ontkend dat hij zich emotioneel laat meeslepen door zijn opdrachtgever en klager heeft geïntimideerd. Klager heeft dit onderdeel van zijn klacht ook niet nader onderbouwd. De enkele stellingen van klager zijn daartoe onvoldoende. Nu niet is vast komen te staan dat sprake is van enige tuchtrechtelijk laakbare gedraging van de gerechtsdeurwaarder, dient de klacht op deze onderdelen ongegrond te worden verklaard.

4.6. Ten aanzien van klachtonderdeel 2.6. overweegt de Kamer dat in het onderha­vige geval de beklaagde gerechtsdeurwaarder weliswaar niet is belast met de incasso van de vordering ten laste van klager, maar van hem mag wel worden verwacht dat hij op het betalingsvoorstel van klager d.d. 29 april 2015 en op klagers e-mail van 20 mei 2015 over de specificatie van een kostenpost executiekosten in het derdenbeslag had gereageerd. Hoewel de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij het betalingsvoorstel van klager heeft doorgestuurd naar zijn collega en opdrachtgever die het dossier inhoudelijk in behandeling heeft, heeft hij nagelaten dit ook aan klager mede te delen. De Kamer is van oordeel dat hier sprake is van nalatigheid en gebrekkige communicatie aan de zijde van de gerechtsdeur­waar­der. De Kamer acht de klacht op dit onderdeel eveneens gegrond.

4.7. De Kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De Kamer acht onvoldoende termen aanwezig om over te gaan tot het opleggen van een maatregel.

4.8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klachtonderdelen 2.3 en 2.6 gegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, voorzitter, en mrs. A.E. de Vos en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.