ECLI:NL:TGDKG:2016:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 562.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:86
Datum uitspraak: 25-10-2016
Datum publicatie: 01-11-2016
Zaaknummer(s): 562.2015
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Driejaarstermijn voor indienen klacht gedeeltelijk overschreden. Enerzijds te weinig gecommuniceerd naar klager over de voortgang van de zaak ondanks uitdrukkelijke toezegging, anderzijds heeft klager niet om informatie verzocht. Klager is niet dermate in zijn belangen geschaad dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 oktober 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 562.2015 ingesteld door:

[.....],

wonende te [.....],

klager,

tegen:

1. [.....], voorheen gerechtsdeurwaarder te [.....], thans toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [.....],

2. [.....], voorheen gerechtsdeurwaarder te [.....], thans gerechtsdeurwaarder te [.....],

3. [.....], gerechtsdeurwaarder te [.....],

beklaagden,

gemachtigde: [.....].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 juli 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 augustus 2015, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Deze gemachtigde heeft aldaar verklaard zo nodig ook namens gerechtsdeurwaarder sub 3. op te treden. Van de behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 oktober 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

1.1.      De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis van 31 augustus 2006 waarbij [X] is veroordeeld tot het betalen van een geldsom aan klager.

1.2.      Op 14 september 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders voornoemd vonnis aan [X] betekend.

1.3.      Omdat betaling achterwege is gebleven hebben de gerechtsdeurwaarders bij exploot van 27 maart 2007 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente [.....] met het bevel tot betaling van het verschuldigde bedrag.

1.4.      Bij brief van 25 mei 2007 heeft de gemeente [.....] verklaard dat reeds beslag is gelegd op de uitkering van [X] en medegedeeld dat de gerechtsdeurwaarders zich moeten wenden tot de eerste beslaglegger.

1.5.      De gerechtsdeurwaarders hebben de vordering ter verdeling ingediend bij [.....]. Op 18 juli 2012 heeft [.....] de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat alle beslagen zijn komen te vervallen omdat de uitkering van [X] is stopgezet.

1.6.      Bij exploot van 6 december 2012 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente [.....] met het bevel tot betaling van het verschuldigde bedrag.

1.7.      Bij brief van 7 december 2012 heeft de gemeente Bellingwedde laten weten dat de uitkering van [X] per 1 november 2012 is komen te eindigen vanwege een verhuizing naar een andere gemeente.

1.8.                  Bij brief van 13 december 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders een aankondiging van beslag naar het toenmalige woonadres van [X] te [.....] verzonden. De gemeente liet vervolgens weten dat [X] wederom was verhuisd.

1.9.      Bij brieven van 25 februari 2013 en 4 maart 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders opnieuw aankondigingen van beslag aan [X] doen toekomen.

1.10.    Bij exploot van 10 april 2013 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente [.....] met het bevel tot betaling van het verschuldigde bedrag.

1.11.    Bij brief van 16 april 2013 heeft de gemeente laten weten dat er reeds drie andere gerechtsdeurwaarders beslag op de uitkering van [X] hebben gelegd. Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders zich tot de eerste beslaglegger gewend.

1.12.    Bij brief van 11 maart 2014 heeft de eerste beslaglegger medegedeeld dat zij tot afrekening van het dossier diende over te gaan, omdat de uitkering van [X] werd stopgezet.

1.13.    Bij brieven van 1 augustus 2014 en 9 en 23 januari 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders wederom aankondigingen van beslag aan [X] doen toekomen.

1.14.    Op 3 februari 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders bij een andere beslaglegger geïnformeerd of het zinvol was om beslag op de uitkering van [X] te leggen. Deze beslaglegging werd afgeraden.

1.15.    Bij brief van 9 april 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een laatste poging ondernomen om [X] tot betaling te bewegen.

1.16.    Op 24 april 2015 zijn de incassowerkzaamheden van de gerechtsdeurwaarders in overleg met klager beëindigd.

1.17.    Bij brief van 19 mei 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders een declaratie aan klager verzonden ter hoogte van € 169,82.

1.18.    Bij brief van 29 juni 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders naar aanleiding van de brief van klager van 22 juni 2015 een (beknopt) overzicht van de verrichte werkzaamheden aan klager doen toekomen.

1.19.    Op 1 juli 2015 heeft klager, refererend naar een brief van 22 juni 2015, (nogmaals) verzocht om betaling door de gerechtsdeurwaarders van een bedrag van € 2.152,86.

1.20.    Bij brief van 2 juli 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders laten weten te zijn verhuisd en medegedeeld dat correspondentie gericht kan worden naar het hoofdkantoor te Zwolle.

1.21.    Bij brief van 6 juli 2015 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarders laten weten beklag bij de Kamer te zullen doen.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders onzorgvuldig en onvoldoende voortvarend hebben gehandeld. Klager voert aan dat hij de gerechtsdeurwaarders in september 2006 de opdracht heeft gegeven over te gaan tot tenuitvoerlegging van een vonnis. De gerechtsdeurwaarders hebben de opdracht schriftelijk aanvaard met de mededeling dat zij de nodige maatregelen zouden nemen en klager regelmatig van het verloop van de zaak op de hoogte zouden houden. Gedurende bijna negen jaren hebben de gerechtsdeurwaarders geen enkel initiatief getoond om klager te informeren. Ook uit eigener beweging is klager nimmer op de hoogte gesteld van het verloop en de stand van zaken in het dossier. Na enige jaren is klager gebleken dat zijn zaak was overgedragen aan [.....]. [.....]heeft klager medegedeeld dat zij meerdere vorderingen op de debiteur hadden en dat de vordering van klager daarom aan hen was overgedragen. Na enkele jaren vernam klager van [.....] dat zij het dossier en de geïncasseerde gelden onder aftrek van hun kosten weer zouden overdragen aan de gerechtsdeurwaarders. Klager heeft daarop niets meer vernomen en heeft uiteindelijk de gerechtsdeurwaarders gevraagd beslag te leggen op een auto. In verband met de te maken kosten hebben de gerechtsdeurwaarders dit afgeraden. Uit het verloop nadien heeft klager geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarders meer belang hadden om hun eigen kosten te declareren. Op 24 april 2015 heeft klager zijn opdracht ingetrokken. Klager ontving vervolgens een brief met het verzoek een nog openstaand bedrag te betalen. Op 23 juni 2015 heeft klager om een volledige specificatie gevraagd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en (toegevoegd/kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Klager heeft zijn klacht ingediend tegen het kantoor [.....], destijds gevestigd te [.....]. Het dossier was daar in behandeling. Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in de aanhef vermelde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 waren tot 16 februari 2015 respectievelijk 1 januari 2014 aan het kantoor te [.....] verbonden. Gerechtsdeurwaarder sub 3 is vanaf de fusie van het kantoor in 2013 hoofdverantwoordelijke voor de behandeling van het dossier van klager in het kantoor te [.....]. Genoemde gerechtsdeurwaarders kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor de behandeling van het dossier van klager. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. De Kamer stelt voorop dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klager een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder ten aanzien van zijn handelen of nalaten kan indienen. Niettemin kan in redelijkheid niet worden aanvaard dat de mogelijkheid om een klacht in te dienen aan geen enkele termijn gebonden zou zijn. In de verhouding tussen partijen in tuchtrechtelijke procedures als deze, geldt – mede gelet op het bepaalde in artikel 6 EVRM – dat een gerechtsdeurwaarder er in zijn algemeenheid aanspraak op kan maken dat een klacht binnen een redelijke termijn na het bekend worden van het beweerdelijk klachtwaardige handelen of nalaten wordt ingediend. Volgens rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam wordt in tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL4273).

4.3. Gelet op het feit dat klager al in september 2006 de gerechtsdeurwaarders heeft ingeschakeld moet worden vastgesteld dat klager gelet op het tijdsverloop van bijna negen jaar de klacht niet binnen een redelijke termijn heeft ingediend. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit de klacht blijkt dat klager via [.....] wist dat de vordering was overgedragen en teruggegeven aan de gerechtsdeurwaarders. [.....] heeft gesteld dat er tussen een medewerkster en klager op 13 oktober 2011 nog contact is geweest. De klacht gaat over onvoldoende voortvarend handelen. Als iemand vanaf 2006 niets meer over zijn gegeven opdracht verneemt dan is het enkele tijdsverloop van een paar jaar al voldoende om aan te nemen dat een en ander niet voortvarend verloopt. Klager had daarover al veel eerder een klacht kunnen indienen.

4.4. Aangezien hier sprake is van een behandeling (de tenuitvoerlegging van een vonnis op verzoek van klager) die tot 24 april 2015 heeft gelopen, dient niet de gehele periode als verjaard te worden aangemerkt. Met inachtneming van het bovenstaande begint de termijn waarbinnen klager gerechtigd wordt geacht tot indiening van zijn klacht te lopen op 3 juli 2012. De klacht zal dan ook voor de periode na 3 juli 2012 worden beoordeeld.

4.5. Bij de uitvoering van een opdracht als de onderhavige rust op de gerechtsdeurwaarders een inspanningsverplichting teneinde de executie te doen slagen, geen resultaatsverplichting. De diensten dienen naar beste weten en kunnen te worden verricht. Er kan geen garantie worden gegeven dat een gewenst resultaat op enig moment ook daadwerkelijk behaald zal worden. Uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders vele pogingen hebben ondernomen om executoriaal beslag te leggen ten laste van [X]. Dit bleek steeds niet mogelijk in verband met meerdere verhuizingen. Verder werden er weinig gelden afgedragen ten gunste van klager, vanwege meerdere beslagleggingen, waarna er verdeeld diende te worden. Verdere beslagmaatregelen zouden dan ook zinloos zijn. Ten aanzien van het verzochte beslag op de auto hebben de gerechtsdeurwaarders in redelijkheid kunnen aanvoeren dat de opbrengst bij lange na niet genoeg zou zijn om de veilingkosten te betalen. Het is de gerechtsdeurwaarders ook niet toegestaan om onoorbare druk uit te oefenen. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarders zich onvoldoende hebben ingespannen of onvoldoende voortvarend te werk zijn gegaan.

4.6. De gerechtsdeurwaarders erkennen dat er te weinig richting klager is gecommuniceerd over de voortgang van de zaak, ondanks dat dit bij schrijven van

7 september 2006 uitdrukkelijk is toegezegd. Dit neemt niet weg dat indien klager zelf om informatie zou hebben verzocht bij de gerechtsdeurwaarders, hij wel op de hoogte zou zijn gesteld. Gelet op de periode waarop deze beoordeling ziet, namelijk vanaf 3 juli 2012 tot het eindigen van de executiewerkzaamheden op 24 april 2015, hebben de gerechtsdeurwaarders klager niet dermate in zijn belangen geschaad dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Deze klacht dient derhalve als van onvoldoende gewicht te worden afgewezen.  

4.7. Gelet op de (beoordelings)periode en het feit dat het op de weg van klager ligt om, indien hij informatie wenste, hier zelf om te verzoeken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.