ECLI:NL:TGDKG:2016:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet909.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:8 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-01-2016 |
Datum publicatie: | 27-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet909.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 15 januari 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 29 september 2015 met zaaknummer 151.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 909.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 18 februari 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 27 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 29 september 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beschikking van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 september 2015. Bij een op 14 oktober 2015 binnengekomen brief heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft medegedeeld niet ter zitting te kunnen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 januari 2016.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
a) Op 20 oktober 2014 is een vonnis ten laste van klaagster gewezen. Op grond van dit vonnis diende klaagster in totaal nog ongeveer € 150,00 te voldoen.
b) De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 10 november 2014 aangeschreven om het openstaande bedrag, vermeerderd met de nakosten te voldoen.
c) Op 5 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
d) Op 8 december 2014 heeft de partner van klaagster (hierna de partner) telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat klaagster het bedrag ad. € 150,00 meerdere keren aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder (hierna de opdrachtgever) heeft voldaan, maar dat dit bedrag telkens werd teruggestort. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft de gerechtsdeurwaarder contact met (het incassobureau van) zijn opdrachtgever opgenomen. Deze deelde mede geen betaling van klaagster te hebben ontvangen.
e) Bij brief van 9 december 2014 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij op 4 december 2014 het bedrag ad. € 150,00 naar diens opdrachtgever had overgemaakt. Dit schrijven heeft de gerechtsdeurwaarder doorgezonden naar (het incassobureau van) zijn opdrachtgever.
f) Op 10 december 2014 heeft de partner telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat klaagster het bedrag ad € 150,00 naar de opdrachtgever heeft overgemaakt en dat zij bezwaar maakte tegen de in rekening gebrachte nakosten.
g) Op 19 januari 2015 ontving de gerechtsdeurwaarder bericht dat de betaling van klaagster ad € 150,00 uiteindelijk op 15 januari 2015 door de opdrachtgever was ontvangen.
h) Bij brief van 19 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager voor het restant (zijnde de na- en betekeningskosten) aangeschreven.
i) Bij brief van 26 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een kennisgeving van voorgenomen beslag aan klaagster doen toekomen.
j) Na telefonisch overleg met de partner heeft de gerechtsdeurwaarder hem een specificatie van het openstaande bedrag doen toekomen.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij ten onrechte extra kosten en nakosten in rekening heeft gebracht.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft overwogen dat het onderdeel van de klacht dat ziet op de extra kosten betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een vonnis, waarover de voorzitter niet kan oordelen. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd.
5.2 Voor wat betreft de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte nakosten heeft de voorzitter overwogen dat de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken, uit hoofde van dat vonnis ook beslag kan leggen voor de nakosten. Enkel wanneer bij de executie over de hoogte van de nakosten een geschil ontstaat, dienen de nakosten door de rechter te worden begroot. Nu de gerechtsdeurwaarder beschikte over het vonnis van 20 oktober 2014, waarin klager is veroordeeld in de proceskosten, is hij terecht overgegaan tot het in rekening brengen van de nakosten. De gerechtsdeurwaarder heeft, toen klaagster de hoogte van de nakosten bleef betwisten, ervoor gekozen om de nakosten niet door de rechter te laten begroten maar te crediteren. Het was juister geweest indien de gerechtsdeurwaarder dit in een eerder stadium aan klaagster had medegedeeld, maar van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.
6. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Er is geen rekening gehouden met de aangetekende brief van klaagster van 4 december 2014. Namens Fa-med is een conclusie van repliek ingediend met het rolnummer dat op alle 4 de afschriften van de betalingen van klaagster staat vermeld. Op 8 december 2014 is er meer dan telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder geweest. Er is die dag per e-mail ook een aangetekende brief verstuurd. Op 15 januari 2015 is het verschuldigde bedrag voor de vierde keer met dezelfde omschrijving op de rekening van Fa-med bijgeschreven en op 26 januari 2015 werd aangezegd dat er beslag zou worden gelegd. Klaagster ervaart dit als pure chantage en oplichting omdat het bedrag op 4 december 2014 naar de juiste partij is overgemaakt. Het verhaal dat kennelijk pas in januari 2015 het bedrag met het juiste kenmerk is overgemaakt, is onjuist omdat op 8 december 2014 alle partijen op de hoogte van het rolnummer waren.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
Het verzet kan niet slagen. Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. Aan de gerechtsdeurwaarder valt niet te verwijten dat Fa-med de door klaagster gedane betalingen heeft teruggestort. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.