ECLI:NL:TGDKG:2016:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet388.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:79
Datum uitspraak: 23-08-2016
Datum publicatie: 18-10-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet388.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Verzet tegen een beslissing van de voorzitter. De voorzitter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaart in de klacht. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 augustus 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 22 maart 2016 met zaaknummer 1008.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 388.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 10 november 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 17 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 29 maart 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 6 april 2016. Bij brief van 8 april 2016, ingekomen op 13 april 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 7 juni 2016 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder met zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 23 augustus 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Uit de stukken blijkt dat DUO (voorheen IBG) vanaf 2001 de incasso van door klaagster verschuldigde termijnbedragen middels tegen klaagster uitgevaardigde dwangbevelen in handen heeft gesteld van de gerechtsdeurwaarder.

b)      Bij brieven van 23 september 2013, 1 augustus 2014 en 30 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de door klaagster ingeschakelde advocaten een overzicht verzonden van alle in behandeling zijnde dossiers, in totaal 14, voorzien van een specificatie per dossier van de hoofdsom, de gemaakte kosten en de gedane betalingen. De laatste brief is ook voorzien van uitleg over de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder.

c)      Uit een door klaagster overgelegde brief van het UWV aan klaagster van 29 oktober 2014 blijkt dat laatstelijk ten laste van klaagster beslag is gelegd in mei 2013 en de invordering is geëindigd per 1 november 2014.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze in 2009 ten onrechte beslag heeft gelegd voor een schuld van DUO, omdat klaagster die schuld door middel van een betalingsregeling afloste.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn kent waarbinnen een klacht moet worden ingediend. Mede gelet op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens moet evenwel gelden dat een klacht binnen een redelijke termijn moet worden ingediend. In tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders wordt daarbij in het algemeen een termijn van drie jaar gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de klager op de hoogte was of redelijkerwijs had moeten zijn van de gedragingen waarop de klacht betrekking heeft. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die zouden meebrengen dat klaagster de klacht niet eerder had kunnen indienen, in ieder geval binnen drie jaar na de beslaglegging in 2009. De klacht is daarom niet-ontvankelijk, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Klaagster voert daartoe aan dat zij het gevoel heeft door de gerechtsdeurwaarder gedurende een periode van 14 jaar is bestolen. De voorzitter heeft niet inhoudelijk naar de klacht gekeken omdat de klacht te laat is ingediend. In 2015 heeft er nog een

beslaglegging plaatsgevonden op de WIA uitkering van klaagster. Klaagster wil weten hoe het zit met de executiekosten van elk dossier. Klaagster wil ook weten of het toegestaan is om van één zaak zoveel dossiers aan te leggen. Volgens haar advocaat mag dat niet.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.  

7.2 Het gevolg van het feit dat klaagster de klacht te laat heeft ingediend is nu eenmaal dat niet inhoudelijk naar de zaak wordt gekeken. Uit de onder 1 b van de feiten vermelde brieven blijkt dat van de 14 dossiers 2 dossiers zijn afgewikkeld met DUO in 2001, 1 dossier in 2003, 1 dossier in 2004, 2 dossiers in 2007, 1 dossier in 2008, 2 dossiers in 2009, 1 dossier in 2010 en 1 dossier in 2011. Ten tijde van het indienen van de klacht liepen er geen dossiers bij de gerechtsdeurwaarder meer. De inleidende klacht betrof een volgens klaagster in 2009 onterecht gelegd beslag. In verzet stelt klaagster dat er in 2015 nog beslag is gelegd, hetgeen echter volgens de stukken mei 2013 moet zijn. Voor zover klaagster daarin al kan worden ontvangen, in verzet kunnen immers geen nieuwe klachten worden ingediend, is die klacht ook buiten de termijn ingediend. Bovendien geldt dat er geen concrete omstandigheden ten aanzien van het laatste door de gerechtsdeurwaarder behandelde dossiers is gesteld die maken dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.