ECLI:NL:TGDKG:2016:73 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW385.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:73
Datum uitspraak: 28-06-2016
Datum publicatie: 18-10-2016
Zaaknummer(s): GDW385.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht over de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder waardoor volgens klager ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juni 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 385.2015 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij op 8 mei 2015 ingekomen brief heeft klager een klacht ingediend tegen (het kan-toor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 19 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij e-mails van 4 en 9 mei 2016 hebben de gerechtsdeurwaarder en klager medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter zitting van 10 mei 2016 waar niemand is verschenen.

Van deze behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 28 juni 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is verzocht een vordering op klager te incasseren. Klager is door de gerechtsdeurwaarder bij brieven van 9 en 23 december 2014 tot betaling van de vordering aangeschreven.

b)      Bij brief van 6 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven dat tot op heden geen reactie dan wel betaling van klager was ontvangen en de gerechtsdeurwaarder genoodzaakt was tot dagvaarding van klager over te gaan.

c)      Bij exploot van 10 februari 2015 heeft een aan de gerechtsdeurwaarder verbonden kandidaat een dagvaarding aan klager betekend.

d)     Bij email van 17 februari 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder het volgende geschreven: “Vol verbazing ontving ik van uw kantoor een dagvaarding inzake uw opdrachtgever. De aanleiding/reden dat ik niet betaald heb is dat ik het niet eens ben met de hoogte van het bedrag. Dit heb ik eind oktober 2014 telefonisch aan uw opdrachtgever medegedeeld. Ik had met de opdrachtgever een mondeling akkoord dat de hoogte van de grote beurt een standaard bedrag van ongeveer € 250,00 en het alleen vervangen van de remschijven uit zou komen op een bedrag van ongeveer € 650,00. Hiermee ben ik akkoord gegaan. Ik had eerder geïnformeerd bij mijn dealer [     ] maar omdat zij ongeveer € 100,00 duurder waren heb ik besloten om mijn auto bij uw opdrachtgever te laten uitvoeren. Nogmaals ik begrijp dat ik voor diensten moet betalen maar de afspraak was een bedrag van € 650,00 en ik ben niet gebeld met de vraag dat het duurder zou worden. Meestal is dat gebruikelijk, althans dat is mijn ervaring met [     ]. Ik zou graag van u via uw opdrachtgever willen vernemen wat zijn verhaal hierover is. Nogmaals ik weet dat ik moet betalen maar door het niet houden aan onze gemaakte mondelinge afspraak ben ik zeer teleurgesteld en dat is de reden dat ik tot nu toe niet(s) betaald heb. In afwachting van uw informatie.”

e)      Bij verstekvonnis van 24 februari 2015 is klager veroordeeld tot betaling van het bij dagvaarding gevorderde bedrag en is hij in de proceskosten veroordeeld.

f)       Bij exploot van 3 maart 2015 is het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling en de aanzegging dat bij gebreke van betaling het vonnis verder ten uitvoer zal worden gelegd.

g)      Op 17 maart 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een ingevuld formulier inkomsten- en uitgaven toegezonden met een voorstel tot betaling van een bedrag van  € 50,00 per maand.

h)      Bij brief van 18 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat zijn opdrachtgever niet akkoord ging met het voorstel en een betalingsregeling van € 100,00 per maand aangeboden waarvan de eerste betaling voor 10 april diende te zijn voldaan.

i)        Bij exploot van 6 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder diens werkgever op het salaris van klager met toepassing van een beslagvrije voet. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 6 mei 2015 aan klager betekend.

j)        Het beslag is na betaling van de volledige vordering opgeheven

2. De klacht

Klager beklaagt zich over de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder waardoor ten onrechte kosten in rekening zijn gebracht. Klager heeft een aanzegging gehad van de gerechtsdeurwaarder dat indien hij niet zou reageren er een zitting bij de rechtbank zou komen. Op 17 februari 2015 heeft klager een email verzonden naar de gerechtsdeurwaarder waarop geen reactie is gekomen behalve een nieuwe brief met een bedrag aan proceskosten. Klager heeft een van de gerechtsdeurwaarder ontvangen formulier overzicht inkomsten en uitgaven geretourneerd. Vervolgens ontving klager een exploot waaruit bleek dat er beslag was gelegd bij zijn werkgever.

Klager heeft meerdere keren getracht contact te krijgen met de gerechtsdeurwaarder en hij heeft dit heeft genegeerd zodat er een bedrag van ruim € 800,00 boven op de vordering is gekomen omdat hij niet op de e-mails van klager heeft gereageerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu de klacht is gericht tegen de werkwijze van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, wordt de in aanhef genoemde en enige aan het kantoor te Enschede verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Dat is niet het geval. Uit de stukken blijkt dat klager eerst heeft gereageerd nadat de dagvaarding was uitgebracht. Uit zijn reactie blijkt dat klager het niet eens is met de hoogte van de tegen hem ingestelde vordering en hij daarop het standpunt van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder wenste te vernemen. Met het uitbrengen van de dagvaarding wordt de vordering echter ter beoordeling aan de rechter voorgelegd. Verweer dient dan te worden gevoerd op de zitting waartegen klager was gedagvaard. De gerechtsdeurwaarder voert terecht aan dat een gedaagde die na dagvaarding zijn verweer kenbaar maakt, wordt verwezen naar de rechtbank voor het voeren van verweer. Het was beter geweest als de gerechtsdeurwaarder dit expliciet aan klager had bericht, maar dat dit niet is gebeurd maakt nog niet dat daarmee door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De kosten zijn niet ontstaan omdat de gerechtsdeurwaarder niet op de email van klager heeft gereageerd, maar omdat klager de vordering niet wenste te voldoen waardoor de zaak aan de rechter is voorgelegd.

4.4 Dat niet is gereageerd op het door klager ingevulde formulier overzicht inkomsten en uitgaven is feitelijk onjuist omdat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 18 maart 2015 is ingegaan op de door klager in dat formulier aangeboden betalingsregeling. Het formulier heeft onder meer tot doel om te beoordelen welke inkomsten klager heeft zodat bij een eventueel beslag op periodieke inkomsten de juiste beslagvrije voet kan worden vastgesteld. Op een dergelijk formulier hoeft na toezending daarvan niet te worden gereageerd, anders dan door het opvragen van nadere gegevens of bewijsstukken indien die zouden ontbreken.

5. Nu tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

 -