ECLI:NL:TGDKG:2016:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet207.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:71
Datum uitspraak: 28-06-2016
Datum publicatie: 18-10-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet207.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juni 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 16 februari 2016 met zaaknummer 581.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 207.2016 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 2 juli 2015 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 23 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 16 februari 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 3 maart 2016.

Bij brief van 9 maart 2016, ingekomen op 10 maart 2016, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 10 mei 2016 alwaar klagers vergezeld door hun gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 28 juni 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De rechtbank Midden-Nederland heeft klagers bij (verstek)vonnis van 23 juli 2014 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.456,90 vermeerderd met de vertragingsrente van 0,631 % per maand, met als maximum de krachtens art. 35 WCK ten hoogste toegelaten kredietvergoeding, vanaf 20juli 2014 tot de voldoening. Klagers zijn ook veroordeeld in de proceskosten voor een bedrag van € 1.320,74.

b)      Op verzoek van klagers heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis op 6 oktober 2014 toegezonden.

c)      Bij brief van 14 december 2014 heeft de advocaat van klagers de gerechtsdeurwaarder een voorstel tegen finale kwijting gedaan.

d)     Bij brief van 27 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klagers medegedeeld dat zijn cliënte niet akkoord wenste te gaan met het door klagers gedane voorstel.

e)      Bij brieven van 2 en 10 april 2015 heeft de advocaat van klagers voorgesteld het gelegde beslag op te schorten en een bedrag van € 250,00 per maand te gaan betalen onder de voorwaarde dat de lopende rente zou worden opgeschort.

f)       Bij brief van 24 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de advocaat van klagers medegedeeld dat hij de zaak nogmaals had besproken met zijn cliënte maar dat die niet bereid was het beslag op te schorten omdat de voorgestelde betalingsregeling te laag werd geacht en cliënte ook niet bereid was de rente stop te zetten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze de dagvaarding heeft betekend terwijl zij in het buitenland waren. Zij beschouwen dit als overmacht en vinden het niet terecht dat zij zijn veroordeeld en dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op de AOW-uitkering. Zij wensen een regeling te treffen tegen finale kwijting.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd verweer heeft gevoerd. De klacht betreft een executiegeschil. Daarvoor kunnen klagers zich eventueel tot de gewone rechter wenden. Dat klagers de dagvaarding niet hebben gezien, omdat degene die hun post gedurende hun vakantie in de gaten hield, die heeft geretourneerd aan de gerechtsdeurwaarder, komt voor hun risico. Klagers zijn het niet eens met de veroordeling. Zij hadden dat alsnog in verzet aan de orde moeten stellen. De onderhavige procedure is daarvoor niet bedoeld. Ook kunnen klagers het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat de opdrachtgever geen regeling tegen finale kwijting wil treffen of een schadevergoeding wil toekennen. Dat is een zaak van de opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder staat daar buiten. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

Klagers zijn het niet eens met de beschikking van de voorzitter. Klagers voeren aan dat zij geen verweer hebben kunnen voeren tegen de vordering. Het dossier dient gebaseerd te zijn op een vonnis. Op 18 september 2014 is het dossier ter hand gesteld aan klager sub 2 zonder vonnis. Klagers verwijzen naar een door hen overgelegd overzicht met de stand van zaken met betrekking tot de door hen gedane betalingen tot nu toe. Klagers vragen zich af waarom deze betalingen niet gespecificeerd staan vermeld in de stukken van 17 september 2014 van de gerechtsdeurwaarder. Het vonnis van 23 juli 2014 is niet aan klagers ter hand gesteld op de wijze waarop dat zou moeten. Pas bij navraag door klager sub 1 is het vonnis hem bekend gemaakt. Dit was buiten de termijn waarin verzet kon worden ingesteld. Hierdoor heeft hij niet tijdig verweer kunnen voeren. Klagers vragen zich af waarom zij niet op de hoogte zijn gebracht van het vonnis direct na het uitspreken daarvan. Door deze omissie hebben klagers geen bezwaar tegen het vonnis kunnen inbrengen bij monde van hun advocaat. Krachtens de rechten van bezwaar heeft de gerechtsdeurwaarder niet voldaan aan de vereiste plicht van tijdige informatieverstrekking en ter beschikking stellen van vonnis aan klagers. Zij stellen de gerechtsdeurwaarder hiervoor aansprakelijk en eisen een schadevergoeding van € 10.000,00.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.   De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist en de door klagers aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.