ECLI:NL:TGDKG:2016:63 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet1171.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:63
Datum uitspraak: 19-04-2016
Datum publicatie: 08-07-2016
Zaaknummer(s): GDwverzet1171.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 19 april 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 15 december 2015 met nummer 449.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 1171.2015 van:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 16 december 2015 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift, ingekomen op 23 december 2015, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2016 2015. Klager heeft bij brief van 7 maart 2016 meegedeeld dat hij niet kan verschijnen wegens medische redenen. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2016.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Op 24 juni 2009 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

- Op 2 september 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

- Op 20 februari 2015 heeft een collega-gerechtsdeurwaarder in opdracht van de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag onder de Sociale Verzekeringsbank (hierna SVB) gelegd.

- Nadien heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij zijn boekje te buiten is gegaan, omdat een preferente schuldeiser wordt gepasseerd. Ook heeft klager op enig moment een betalingsregeling aan de gerechtsdeurwaarder voorgesteld. De opdrachtgever van de gerechtsdeur-waarder heeft niet ingestemd met de door klager voorgestelde betalings-regeling.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: een preferente schuldeiser heeft gepasseerd door beslag onder de SVB te leggen;

b: de verkeerde beslagvrije voet toepast;

c: heeft aangekondigd beslag te gaan leggen op zijn roerende zaken terwijl voldoende duidelijk was dat hij geen roerende zaken zou bezitten ;

d: niet heeft ingestemd met de voorgestelde betalingsregeling.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De gerechtsdeurwaarder heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat het enkele feit dat er schuldeisers zijn die een preferente vordering op klager hebben niet maakt dat er geen executiemaatregelen getroffen kunnen worden wanneer de niet-preferente schuldeiser over een executoriale titel beschikt. Ook wanneer de schuldeisers (preferent of niet) tot executie overgaan, is het als concurrentschuldeiser niet onmogelijk om tot beslaglegging over te gaan. Pas wanneer er verdeeld moet worden is de preferentie van belang. Dat de gerechtsdeurwaarder in het onderhavige geval tot beslaglegging onder de SVB is overgegaan is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat de Belastingdienst eerste beslaglegger is. Indien klager het niet eens is met de vastgestelde beslagvrije voet dan dient hij de eerste beslaglegger te verzoeken om de beslagvrije voet her te berekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de enkele niet nader door klager onderbouwde stelling dat de gerechtsdeurwaarder heeft aangekondigd beslag roerende zaken ten laste van hem te gaan leggen terwijl voldoende duidelijk zou zijn dat hij geen roerende zaken zou bezitten, onvoldoende is om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te kunnen stellen.

5.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft aangevoerd dat een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met de voorgestelde aflossing. Klager kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijten.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kunnen worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter, en heeft bij het verzetschrift zijn klacht opnieuw uiteengezet.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweer gevoerd.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 De Kamer ziet geen aanleiding om de behandeling aan te houden, ook al omdat klager daarom niet met zoveel worden heeft gevraagd. Uit zijn brief voorafgaand aan de zitting kan ook niet worden afgeleid dat het verzet niet buiten zijn aanwezigheid kan worden behandeld.

9.2 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.3 Voor zover het verzetschrift nieuwe klachtonderdelen bevat, kunnen deze niet voor het eerst in verzet worden aangevoerd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan..

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros plaatsvervangend-voorzitter, mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.