ECLI:NL:TGDKG:2016:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1042.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:51 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-04-2016 |
Datum publicatie: | 24-06-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet1042.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 5 april 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 september 2015 met zaaknummer 125.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1042.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen van 12 februari 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
Bij verweerschrift van 15 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 september 2015.
Bij e-mail van 2 november2015 heeft klaagster meegedeeld dat zij de voorzittersbeslissing nimmer heeft ontvangen, waarna deze haar alsnog per e-mail van 2 november 2015 is toegestuurd. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 7 november 2015 verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2016 alwaar klaagster en haar zus en gemachtigde [ ] zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 april 2016.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van tweede verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
De gerechtsdeurwaarder heeft twee dossiers in behandeling gehad ter incassering ten laste van de zoon van klaagster. Het betrof vorderingen van de Informatie Beheer Groep en op grond daarvan uitgevaardigde dwangbevelen.
Dossier (8)754797
- Op 25 april 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder het ten laste van de zoon van klaagster (hierna de zoon) uitgevaardigde dwangbevel betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
- Op 17 juli 2008 is de laatste termijn van deze vordering door klaagster voldaan.
- Op 7 augustus 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder dit dossier gesloten.
- Na sluiting van dit dossier heeft klaagster nog diverse betalingen aan de gerechtsdeurwaarder verricht.
- De gerechtsdeurwaarder heeft in 2009, 2010, 2011, 2012 in totaal een bedrag van € 2000,00 aan klaagster gerestitueerd.
Dossier (8)757964
- Op 20 mei 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder het ten laste van de zoon uitgevaardigde dwangbevel betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
- Op 17 februari 2009 is de laatste termijn van deze vordering door klaagster voldaan.
- Op 6 maart 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder een teveel van klaagster ontvangen bedrag ad € 259,09 aan klaagster gerestitueerd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder haar onverschuldigde betalingen niet volledig heeft gerestitueerd.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft voor zover in verzet van belang overwogen dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat klaagster onverschuldigd betalingen heeft gedaan. Hij stelt dat deze alle zijn terugbetaald. De vraag wie in dezen gelijk heeft dient klaagster aan de civiele rechter voor te leggen. Een tuchtprocedure als deze biedt voorts - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte voor een veroordeling om eventuele onverschuldigde betalingen te restitueren.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet een met de voorzittersbeslissing. Klaagster voert daartoe aan dat zij na sluiting van het dossier diverse betalingen aan de gerechtsdeurwaarder heeft verricht. Vanwege een verkeersongeval is de administratie van klaagster blijven liggen. Klaagster had voor het dossier een doorlopende betalingsopdracht gegeven die niet is opgevallen bij haar dochter die voor haar de administratie deed. Eerst nadat haar zuster de administratie had overgenomen is de doorlopende betaling ingetrokken. Na alle stortingsbewijzen van de gerechtsdeurwaarder te hebben verwerkt, is gebleken dat niet alle bedragen zijn teruggestort. Het totaal terug te ontvangen bedrag is inmiddels opgelopen tot een bedrag van € 1.300,00.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. Klaagster verschilt met de gerechtsdeurwaarder van mening over de vraag of alle door klaagster na sluiting van het dossier aan de gerechtsdeurwaarder onverschuldigd gedane betalingen wel allemaal door de gerechtsdeurwaarder aan klaagster zijn terugbetaald. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om vast te stellen wie hier het gelijk aan zijn zijde is. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 Gelet op de door klaagster bij het verzetschrift overgelegde lijst met de door haar betaalde en de van de gerechtsdeurwaarder retour ontvangen betalingen en de daarbij overgelegde betalingsbewijzen, wordt de gerechtsdeurwaarder in overweging gegeven met klaagster persoonlijk contact op te nemen en haar duidelijk te maken in hoeverre deze lijst niet klopt en aan te geven welke bedragen door hem zijn ontvangen en terugbetaald.
7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mrs. Th.C.M. Hendriks-Jansen, plaatsvervangend-voorzitter, A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.