ECLI:NL:TGDKG:2016:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet748.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:50
Datum uitspraak: 05-04-2016
Datum publicatie: 24-06-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet748.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 april 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 augustus 2015 met zaaknummer 78.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 748.2015 ingesteld door:

1. [ ],

2. [ ],

respectievelijk gevestigd en wonende te [ ],

klagers,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 29 januari 2015 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift van 24 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij beslissing van 11 augustus 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 20 augustus 2015.

Bij brief, ingekomen op 1 september 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2016 alwaar klager sub 2 mede namens klager sub 1 en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 5 april 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a) Bij e-mail van 24 juli 2012, gericht aan [ ] te [ ], heeft [ ] namens [ ] (verder: [ ]) onder meer het volgende geschreven: ”In aansluiting op het telefoongesprek en de u – per mail vooraf - toegezonden beschikking d.d. 24 januari 2012 – houdende uitvoerbaarverklaring van een vonnis van de Rechtbank Tongeren (B) d.d. 23 mei 2011 – moge ik u verzoeken nog heden voor betekening daarvan zorg te dragen, zulks – in ieder geval - tevens ter stuiting van de verjaring van de opgelegde dwangsommen en dit ook uitdrukkelijk in het exploot te vermelden. Het exploot – vergezeld van uw kostennota - zie ik graag tegemoet.”

b) Ter uitvoering van deze opdracht heeft een aan de gerechtsdeurwaarder toegevoegde kandidaat bij exploot van 26 juli 2012 het vonnis van 23 mei 2011 en de beschikking houdende verlof tot tenuitvoerlegging van dat vonnis in Nederland van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond van 24 januari 2012 aan klagers betekend.

c) In het exploot van betekening is vermeld dat het vonnis zou zijn gewezen op 16 juni 2011 in plaats van op 23 mei 2011.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte tot de betekening van het Belgische vonnis is overgegaan en beroepen zich in dit verband op nietigheid van die betekening. In het exploot wordt verwezen naar een niet bestaand vonnis van 16 juni 2011. Bovendien is niet rechtsgeldig opdracht tot deze betekening gegeven. De bestuurder van [ ] de heer [ ] was sinds 27 januari 2012 daartoe niet meer bevoegd. De gerechtsdeurwaarder droeg kennis van de strafrechtelijke vervolging van zijn opdrachtgever die op valse voorwendselen het vonnis heeft verkregen. [ ] heeft op 21 december 2011 een verzoekschrift tot herroeping van het vonnis ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft onzorgvuldig gehandeld. Hij had in verband met vorengenoemde feiten omstandigheden bij zijn opdrachtgever dan wel bij de advocaat van [ ] nadere informatie moeten vragen en had op grond daarvan niet tot betekening mogen overgaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 De gerechtsdeurwaarder is op enig moment ingeschakeld om een vonnis te betekenen en te executeren. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet rust op een gerechtsdeurwaarder een zogenaamde “ministerieplicht”. Gelet op de door de wetgever aan de gerechtsdeurwaarder verleende monopolypositie, is deze wettelijk verplicht om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals het betekenen van een vonnis en het leggen van een beslag.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft alleen te maken gehad met zijn opdrachtgever, de advocaat van [ ]. Er was voor hem geen aanleiding om de veronderstellen dat deze advocaat niet gemachtigd was om de opdracht aan hem te verlenen. Er was geen noodzaak dat de gerechtsdeurwaarder uit eigen beweging nader onderzoek zou instellen naar de achterliggende titel, zoals klagers hebben gesteld.

4.3 Er is wel een fout gemaakt in het exploot door de vermelding van een verkeerde datum waarop het vonnis was gewezen. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Bovendien is deze fout te herstellen en zijn klager niet in hun belangen geschaad.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

Klagers zijn het niet eens met de voorzittersbeslissing. De voorzitter overweegt in zijn beschikking dat de gerechtsdeurwaarder alleen te maken had met zijn opdrachtgever, een advocaat. Klagers stellen dat die advocaat - op het moment dat de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder werd gegeven - ervan op de hoogte was dat [ ] was ontslagen en geen gedelegeerd bestuurder meer was van [ ]. Immers een kantoorgenoot van de advocaat had dit zelf al op 9 maart 2012 uit het Belgisch Staatsblad vernomen. Daarover bestaat geen enkele twijfel. Klager sub 2 heeft dit duidelijk in zijn klacht omschreven en met bewijs onderbouwd. Omdat [ ] was ontslagen, had de advocaat geen rechtsgeldige (proces) volmacht meer om [ ] te vertegenwoordigen in de procedure. De advocaat had dan ook nooit en te nimmer opdracht mogen geven aan de gerechtsdeurwaarder om de betekening te laten uitvoeren. De gerechtsdeurwaarder had dus niets meer te maken met zijn opdrachtgever. Dit in tegenstelling tot hetgeen de voorzitter heeft omschreven in zijn beschikking. Ook overweegt de voorzitter dat er voor de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding was om te veronderstellen dat de advocaat niet gemachtigd was om opdracht aan hem te verlenen. Klagers denken hier anders over en verwijzen naar een uitspraak van de kamer waaruit volgens klagers volgt dat op de gerechtsdeurwaarder een eigen onderzoeksplicht rust. De gerechtsdeurwaarder had uit eigen beweging nader onderzoek moeten instellen naar de achterliggende titel. De gerechtsdeurwaarder is verplicht om op eerste aangeven van de wederpartij nader onderzoek te doen. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder niet gedaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan niet slagen. Uit de onder 3a weergegeven e-mail van 24 juli 2012 blijkt dat het hier een opdracht betrof van een advocaat om tot betekening van het vonnis en het gegeven verlof tot tenuitvoerlegging over te gaan mede ter stuiting van de verjaring van de opgelegde dwangsommen. Hetgeen door klagers naar voren is gebracht met betrekking tot de bestuursbevoegdheid van de heer [ ] is voor de gerechtsdeurwaarder niet relevant. De door klagers (veel te laat) in de procedure ingebrachte brief van 28 juli 2011 is evenmin relevant. In die brief wordt samengevat geprotesteerd tegen het vonnis van de rechtbank met de mededeling dat het vonnis onterecht is verkregen, omdat [ ] een bepaalde ontbindingsverklaring niet heeft ingebracht in de procedure die heeft geleid tot het vonnis. Op een gerechtsdeurwaarder rust wel enige onderzoeksplicht, maar die gaat niet zover dat er een uitgebreid onderzoek dient plaats naar de (rechtsgeldigheid van de) achterliggende titel en de totstandkoming daarvan. De door klagers aangehaalde eerdere uitspraak van de kamer ziet op een andere casus dan de onderhavige.

7.2 De voorzitter heeft terecht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder alleen te maken had met zijn opdrachtgever, in dit geval [ ] de advocaat van [ ]. Er was voor de gerechtsdeurwaarder geen aanleiding tot het doen van het door klager verlangde vergaande onderzoek. Indien klagers zich niet kunnen verenigen met het standpunt van de opdrachtgever om de tenuitvoerlegging van de executoriale titel voort te zetten, dan hadden zij een executiegeschil aanhangig kunnen maken bij de gewone rechter. Het indienen van een klacht bij de Kamer is niet de geëigende weg om de executie van de executoriale titel dan wel de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [ ] ter discussie te stellen.

7.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer daarom niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klagers aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mrs. Th.C.M. Hendriks-Jansen, plaatsvervangend-voorzitter,

A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.