ECLI:NL:TGDKG:2016:5 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet852.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-01-2016 |
Datum publicatie: | 27-01-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet852.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 15 januari 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 8 september 2015 met zaaknummer 126.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 852.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brieven van 9 februari 2015 en 15 maart 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 16 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beschikking van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 september 2015. Bij brief van 25 september 2015, ingekomen op 1 oktober 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2015 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarderzijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 15 januari 2016.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
a) Bij vonnis van 10 december 2010 is klaagster op vordering van de stichting Stichting Hoger Onderwijs Nederland door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot betaling van een bedrag € 1.932, 20 vermeerderd met de wettelijke rente en is klaagster in de kosten van de procedure veroordeeld.
b) Op 27 december 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
c) Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder meerdere malen beslag gelegd onder de werkgever of de uitkerende instantie van klaagster.
d) Op 21 maart 2014 ontving de gerechtsdeurwaarder van de uitkerende instantie de mededeling dat er geen gelden meer zouden worden overgemaakt, omdat zij zelf een preferente vordering van € 10.000,00 op klaagster had.
e) Op 4 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster een beslag roerende zaken aangekondigd.
f) Op 7 april 2014 heeft klaagster telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en hem verzocht om het vonnis aan haar te doen toekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft diezelfde dag het vonnis aan klaagster doen toekomen.
g) Op 30 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag roerende zaken gelegd.
h) Op 27 mei 2014 heeft klaagster een bedrag van € 50,00 naar de gerechtsdeurwaarder overgemaakt.
i) Bij exploot van 24 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de executieverkoop aan klaagster aangezegd.
j) Nadien is er tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling van € 25,00 per maand tot stand gekomen.
k) Bij brief van 19 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat zij het totaal verschuldigde nog niet heeft voldaan.
l) Op 31 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bankbeslag gelegd.
m) Bij brief van 7 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat de beslagen rekening een en/of rekening betreft en derhalve ook op haar naam staat.
n) Bij brief van 21 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht van het openstaande bedrag aan klaagster doen toekomen.
o) Op 23 januari 2015 ontving de gerechtsdeurwaarder van klaagster het verzoek om een aantal bedragen nader te specificeren. De gerechtsdeurwaarder heeft op 29 januari 2015 op dit schrijven gereageerd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag te hebben gelegd en dat de in rekening gebrachte kosten te hoog zijn. Klaagster is van mening dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft overwogen dat klaagster op 10 december 2010 bij vonnis is veroordeeld en dat zij nadien heeft nagelaten aan dat vonnis te voldoen. De door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster gelegde beslagen zijn dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Daarnaast zijn de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende wettelijke regelingen berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. De voorzitter heeft verder overwogen dat de bezwaren gericht tegen het handelen van Hogeschool InHolland niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden toegerekend.
6. De gronden van het verzet
Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft in 2011 contact gehad met een ander gerechtsdeurwaarderskantoor. Zij meende dat zij toen de gehele vordering had voldaan. Volgens klaagster is iedereen op de hoogte van de administratieve wanorde bij InHolland. Ondanks dat klaagster in november 2014 een voor haar groot bedrag heeft afgelost, werd door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd. De vordering wordt hierdoor weer verhoogd waardoor klaagster nooit raakt uitbetaald. Nu wordt klaagster weer door een andere gerechtsdeurwaarder tot betaling gedwongen. Voor zover klaagster kan nagaan heeft zij aan al haar betalingsverplichtingen tegenover InHolland voldaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan niet slagen. Uit een ter zitting door klaagster overgelegde e-mail van 5 november 2015 van een medewerkster van beklaagde aan een collega gerechtsdeurwaarder, is gebleken dat er ook nog een vordering van Inholland Academy op klaagster bestaat. Het betreft een vordering uit 2006 voor een door klaagster bij de Academy gevolgde opleiding. Die vordering was ter incasso overgedragen aan een collega van de gerechtsdeurwaarder en in 2011 was daarvoor beslag gelegd. In de e-mail staat vermeld dat het dossier sinds eind 2011 stil lag maar dat er voor die vordering nog een bedrag openstond van € 2.096,58. Dat klaagster met die vordering bekend moet zijn, blijkt ook uit de door haar bij het verzetschrift overgelegde brieven van 18 maart 2015 en 12 augustus 2015 afkomstig van de collega van de gerechtsdeurwaarder. In die brieven wordt klaagster een overzicht verstrekt van de nog openstaand vordering. Uit dat overzicht volgt dat klaagster ook op die vordering betalingen heeft gedaan. Immers het in de brief van 12 augustus 2015 vermelde door klaagster verschuldigde bedrag, is lager dan het in de brief van 18 maart 2015 vermelde bedrag.
7.2 Uit het voorgaande volgt dat niet is vast komen te staan dat klaagster aan haar betalingsverplichtingen jegens Inholland heeft voldaan, laat staan dat de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig zou hebben gehandeld door in opdracht van InHolland executiemaatregelen te verrichten.
Hetgeen door klaagster verder in verzet is aangevoerd werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.