ECLI:NL:TGDKG:2016:41 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW754.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-03-2016 |
Datum publicatie: | 24-06-2016 |
Zaaknummer(s): | GDW754.2015 |
Onderwerp: | Financieel toezicht |
Beslissingen: | Een berisping |
Inhoudsindicatie: | Niet tijdig inleveren financiële jaarstukken. Klacht gegrond en wegens recidive maatregel van berisping opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4
Beschikking van 29 maart 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 754.2015 van:
Bureau Financieel Toezicht ,
gevestigd te Utrecht,
klager,
gemachtigden: [ ] en [ ],
tegen
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 september 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op 7 oktober 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 februari 2015 in aanwezigheid van de gemachtigden van klager en de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 maart 2016.
2. De feiten
Ingevolge artikel 17 lid 1 jo. artikel 31 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet heeft de gerechtsdeurwaarder de verplichting om binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de stukken over het voorafgaande boekjaar op te stellen en aanstonds na het verstrijken van deze termijn in te dienen bij klager. Bij brief van 14 juli 2015 heeft klager de gerechtsdeurwaarder er mee geconfronteerd dat per 13 juli 2015 de privé-jaargegevens over het boekjaar 2014 niet waren ontvangen. Aan de gerechtsdeurwaarder is bij deze brief een hersteltermijn tot 31 juli 2015 verleend en op diens verzoek een extra hersteltermijn tot 15 augustus 2015. De cijfers zijn op 1 februari 2016 ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft de jaarcijfers over 2008 en 2013 eveneens te laat ingediend en pas nadat klager hem daarop had gewezen.
3. De klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichting doordat hij de privé vermogensopstelling over 2014 niet tijdig heeft ingediend. Als gevolg daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder een adequaat en goed georganiseerd toezicht op het financiële beheer van de gerechtsdeurwaarderspraktijk belemmerd.
4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht erkend. Ter verklaring beroept hij zich op interne problemen bij de door hem ingeschakelde accountantskantoren. Verder is hij het niet geheel eens is met hetgeen klager stelt over de recidive. De gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat de situatie zich niet meer zal herhalen, omdat hij zijn accountants tijdig van de benodigde informatie zal voorzien.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 De Kamer acht de klacht gegrond. Klager heeft niet voldaan aan zijn wettelijke verplichting. De Kamer kan begrip opbrengen voor de door de gerechtsdeurwaarder genoemde omstandigheden, maar die behoren nu eenmaal voor zijn risico te komen. Bovendien heeft klager daar voor zoveel mogelijk ook rekening mee gehouden door de gerechtsdeurwaarder uitstel te verlenen. Gelet op het feit dat het niet de eerste keer is dat de gerechtsdeurwaarder te laat is geweest met de indiening van de jaarcijfers, ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van een maatregel.
5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.