ECLI:NL:TGDKG:2016:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1085.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:38
Datum uitspraak: 22-03-2016
Datum publicatie: 24-06-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet1085.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 maart 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 november 2015 met zaaknummer 648.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1085.2015 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

- Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 juli 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

- Bij verweerschrift, ingekomen op 28 augustus 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

- Bij beslissing van 10 november 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 november 2015.

- Bij e-mail, ingekomen op 23 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

- Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2016 alwaar zowel klager als de gerechtsdeurwaarder niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is derhalve geen proces-verbaal opgemaakt.

- De uitspraak is bepaald op 22 maart 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a) Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten nadele van klager door de kantonrechter te Rotterdam op 22 november 2013 gewezen vonnis.

b) Op 13 februari 2014 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de auto van klager.

c) Op 21 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht de in beslag genomen auto in bewaring te nemen.

d) Naar aanleiding van een tijdens de poging tot inbeslagname van de auto voorgevallen aanrijding tussen de auto van de gerechtsdeurwaarder en die van klager, heeft de gerechtsdeurwaarder op 21 februari 2014 strafrechtelijke aangifte gedaan tegen klager wegens van onttrekking aan het beslag en verlaten van een plaats na een verkeersongeval.

e) Na het ongeval is de gerechtsdeurwaarder verhoord door de politie en door een particulier rechercheur van een onderzoeksbureau namens de verzekeringsmaatschappij.

4. De oorspronkelijke klacht

De gerechtsdeurwaarder heeft valse aangifte gedaan en heeft zijn ambtsgeheim geschonden door bij de verhoren mededelingen te doen onder andere over de voortgang van tegen klager gerichte incassomaatregelen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘ 4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Daarvan is niet gebleken. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

4.2 Het staat in beginstel niet ter beoordeling van de Kamer om te oordelen over het waarheidsgehalte van aangiftes, nu van een valse aangifte niet is gebleken. Dat dient allereerst door het Openbaar Ministerie te worden beoordeeld en vervolgens door de strafrechter. ’

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij geen enkele vergoeding heeft ontvangen voor de door hem gemelde schade. De gerechtsdeurwaarder laat een getuigenverklaring ook buiten beschouwing. De Nationale Nederlanden heeft op geen enkele wijze aansprakelijkheid aanvaard. De schade is veroorzaakt door de gerechtsdeurwaarder vanwege het achteruitrijden. Niet gekeken is naar het onderzoeksrapport van [ ], waarin [ ] agenten en rechercheurs beticht van het schenden van hun ambtsgeheim. Klager heeft aangifte gedaan bij de Rijksrecherche vanwege schending van het ambtsgeheim van de in het rapport genoemde opsporingsambtenaren. Hierop wordt niet in de voorzittersbeschikking gereageerd. Door de ombudsman is tegengesproken dat er een eindconclusie zou zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat met de tweede overweging 4.2 in de voorzittersbeschikking kennelijk is bedoeld dat van een valse aangifte niet is gebleken. Voor wat betreft het onderdeel van het verzet betrekking heeft op de schending van het ambtsgeheim wordt nog het volgende overwogen. De Kamer acht het niet klachtwaardig dat de gerechtsdeurwaarder in het kader van de verhoren desgevraagd door een opsporingsambtenaar heeft verklaard wat de voortgang van het incassotraject was geweest. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.