ECLI:NL:TGDKG:2016:155 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 689.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:155
Datum uitspraak: 27-12-2016
Datum publicatie: 28-12-2016
Zaaknummer(s): 689.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 juni 2016 met zaaknummer 591.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 689.2016 ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 juli 2015, hebben klagers een klacht ingediend tegen (de organisatie van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 augustus 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 21 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 juni 2016. Bij brief, ingekomen op

30 juni 2016, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2016 alwaar klagers zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 27 december 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

Klagers vormen een vennootschap onder firma. In 2010 is een medevennoot uitgetreden. Deze heeft zich tot (een jurist werkzaam op het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gewend. Deze jurist heeft klagers en de vennootschap in opdracht van de uitgetreden vennoot op 22 juli 2014 aangeschreven. In deze brief wordt onder verwijzing naar artikel 13 van de vennootschapsovereenkomst aanspraak gemaakt op een aandeel in het vermogen van de vennootschap per uittredingsdatum. Bij exploot van 25 juli 2014 is deze brief aan klagers betekend met sommatie tot betaling.

4 . De oorspronkelijke klacht

Kort samengevat verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder dat deze klagers op onbehoorlijke wijze onder druk heeft gezet om een onterechte vordering te betalen. Daarbij is ten onrechte verwezen naar artikel 13 van de vennootschapsovereenkomst, welke bepaling geldt voor het geval een vennoot is overleden. In dit geval is de vennoot vrijwillig en op eigen initiatief vertrokken.

Kennelijk is de opdracht verstrekt door een zogenaamde bemiddelaar, in ieder geval iemand die zich als zodanig voordeed bij een telefoongesprek met klagers in 2012. Bij dat gesprek hebben klagers zich coulant getoond door de vennoot in de gelegenheid te stellen om een voorstel tot finale kwijting te doen. Dat voorstel is nooit gedaan. Twee jaar later worden klager onverhoeds met deze vordering geconfronteerd. Naar aanleiding van de betekening hebben klagers om informatie en stukken verzocht. De gerechtsdeurwaarder is daar niet op ingegaan. Ook is bewust informatie onthouden aan de voormalig echtgenote van de vennoot.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“ 4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijk norm.

4.3 In het algemeen is het zo dat men niet mag verwachten dat de gerechtsdeurwaarder op de stoel van de rechter gaat zitten. Indien men wordt benaderd door een gerechtsdeurwaarder met een vordering waartegen bezwaar bestaat, kan van een gerechtsdeurwaarder niet meer worden verwacht dan dat deze het bezwaar aan zijn opdrachtgever voorlegt en zich  summier op de hoogte stelt of van een gegronde vordering sprake kan zijn. Verder mag van een gerechtsdeurwaarder de nodige zorgvuldigheid worden verwacht. Hij mag bijvoorbeeld niet dreigen met maatregelen die hij niet kan nemen. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder aan een en ander niet heeft voldaan. Als het tot een procedure komt, staat het klagers vrij om verweer voeren en de bezwaren tegen de vordering aan de rechter voor te leggen.”

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klagers als kennelijk onge­grond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat de beschikking onvol­doen­de is gemotiveerd en de casus te marginaal is getoetst. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder is ondeugdelijk gemotiveerd en geeft niet de juistheid van zaken weer. Op vragen en schrijven van klagers werd structureel niet geantwoord. De gerechtsdeurwaarder heeft zich niet op de hoogte gesteld of van een gegronde vordering sprake was en heeft onzorgvuldig gehandeld. De gerechtsdeur­waarder vaardigde een exploot uit op de dood van een persoon, terwijl de relevante informatie in levende lijve werd aangeboden. Artikel 13 van de vennootschaps­overeenkomst behelst het overlijden van een vennoot. Nu de gerechtsdeurwaarder de vordering daarop baseert begaat hij een onrechtmatige daad jegens klagers. Het exploot is op onrechtmatige gronden uitgebracht waardoor klagers onrechtmatig schade is berokkend. Ook was er geen rechtvaardigingsgrond om een exploot uit te brengen op grond van artikel 14 van de vennootschapsovereenkomst. Elke rechtsgrond ten aanzien van de verrichte activiteiten door de gerechtsdeurwaarder ontbreekt en zijn gedragingen zijn als dubieus en laakbaar te betitelen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.

7.2. De uitgebreide nadere toelichting van klagers ter zitting maakt dit niet anders. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder valsheid in geschrifte te plegen, omdat het echt­scheidingscon­venant waarop een beroep wordt gedaan niet zou bestaan. Verder zou de gerechts­deurwaarder op onjuiste gronden een vordering hebben ingesteld, hetgeen in de ogen van klagers neerkomt op pure intimidatie. Dit betreft enerzijds een privacy-kwestie en anderzijds een verschil van inzicht, waarover de Kamer zich verder niet inhoudelijk zal buigen, nu dit civielrechte­lijke- en geen tuchtrechtelijke aangelegenhe­den zijn. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klagers aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mrs. Ch.A. van Dijk en J.M. Wisseborn , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.