ECLI:NL:TGDKG:2016:154 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 688.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:154
Datum uitspraak: 27-12-2016
Datum publicatie: 28-12-2016
Zaaknummer(s): 688.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 14 juni 2016 met zaaknummer 645.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 688.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Rotterdam,

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te Hilversum,

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 juli 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 augustus 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 juni 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 15 juni 2016. Bij brief, ingekomen op 30 juni 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2016 alwaar klaagster en [   ] namens de gerechtsdeur­waarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 27 december 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten nadele van klaagster op 10 december 2010 gewezen vonnis.

b)     Op 25 juli 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder de [   ] op een, zoals uit een door klaagster overgelegde brief van de [   ] blijkt, en/of rekening.

c)     Klaagster heeft over de tenuitvoerlegging van het vonnis eerder een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Deze klacht, geregistreerd onder zaaknummer 126.2015, is bij beslissing van 8 september 2015 als kennelijk ongegrond afgewezen. Het door klaagster tegen deze beschikking ingestelde verzet (zaaknummer 852.2015) is door de Kamer bij beslissing van 15 januari 2016 ongegrond verklaard.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder beslag te hebben gelegd op de rekening van haar partner. Klaagster acht dit onterecht omdat zij sinds februari alles heeft voldaan. Als klaagster daarover contact opneemt met de telefoniste, is deze onvriendelijk en geeft aan dat geen geld is ontvangen terwijl er een betalingsregeling loopt. Er wordt door vier gerechtsdeurwaarders aan het dossier gewerkt en zij rekenen voor dezelfde vordering telkens een ander bedrag. Klaagster maakt ook bezwaar tegen de hoge kosten. Een aantal van die kosten staan al in het vonnis maar werden nogmaals opgevoerd nadat de vordering was betaald. Er wordt een dwangsom opgelegd terwijl de betalingsregeling goed verliep. De door klaagster betaalde bedragen worden niet door de gerechtsdeurwaarder afgedragen.

Klaagster verzoekt om vergoeding van haar kosten en om het beslag niet verder uit te voeren tot op de klacht is beslist.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een medewerker van een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De klacht is gericht tegen een medewerker van de gerechtsdeurwaarder. Voor het handelen van medewerkers draagt de gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid. De in aanhef van deze beschikking en aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Dat er beslag is gelegd op de rekening van haar partner wordt tegengesproken door de door klaagster overgelegde brief van [   ] waaruit blijkt dat de rekening waarop beslag is gelegd mede op naam staat van klaagster.

4.4 Dat klaagster de vordering heeft voldaan wordt niet door haar onderbouwd en blijkt ook verder nergens uit.

4.5 Waaruit de eventuele onvriendelijke behandeling door de telefoniste uit bestaat, wordt evenmin door klaagster nader toegelicht. Op dit punt kan geen tuchtrechtelijk laakbaar -aan de gerechtsdeurwaarder toe te rekenen- gedrag worden vastgesteld.

4.6 Dat er kennelijk meerdere gerechtsdeurwaarder exploten aan klaagster betekenen, is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.7 Over de kosten is in de beslissing van 8 september 2015 al overwogen dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende wettelijke regelingen berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.8 De bezwaren van klaagster gericht tegen Hogeschool [   ] worden buiten beoordeling gelaten. In een tuchtprocedure wordt enkel geoordeeld over het handelen van de gerechtsdeurwaarder en niet over het handelen van anderen.

4.9 Dat er een dwangsom aan klaagster is opgelegd blijkt nergens uit. Kennelijk ervaart klaagster het leggen van beslag als zodanig. Beslag wordt gelegd omdat klaagster de vordering nog niet geheel heeft voldaan. Dat klaagster de vordering al zou hebben voldaan blijkt nergens uit. Tuchtrechtelijk laakbaar is ook op dit punt niet gebleken.

4.10 Op welke moment door de gerechtsdeurwaarder van klaagster ontvangen bedragen worden doorbetaald aan zijn opdrachtgever is een zaak tussen de gerechtsdeurwaarder en zijn opdrachtgever waar klaagster buiten staat.

4.11 Voor de door klaagster gedane verzoeken is in het tuchtrecht geen plaats.

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk onge­grond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij erachter is gekomen dat [   ] incassobureau al in 2010 het gehele bedrag heeft geïncasseerd. Dat betekent dat [   ] het bedrag bewust heeft verlaagd om over te laten komen dat klaagster nog een vordering zou hebben. Het gaat allemaal om één rechtszaak, niet om twee. Dat betekent dat de gerechtsdeur­waarder klaagster over dezelfde vordering onder druk zet, terwijl deze al is betaald. [   ]chanteert oud studenten door hun diploma achter te houden en is daarvoor al door de Rechtbank Rotterdam op de vingers getikt. Klaagster krijgt vier verschillende gerechtsdeurwaarders aan de deur voor dezelfde zaak. Zij communiceren niet met elkaar over hun bevindingen en de betalingen van klaagster. Binnengekomen bedragen worden niet genoteerd en burgers worden onterecht gechanteerd. Alles wordt gebruikt om geld af te troggelen. De voorzitter heeft onvoldoende onderzoek gedaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mrs. Ch.A. van Dijk en J.M. Wisseborn , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.