ECLI:NL:TGDKG:2016:152 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 557.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:152
Datum uitspraak: 27-12-2016
Datum publicatie: 28-12-2016
Zaaknummer(s): 557.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. De gerechtsdeurwaarders hebben voldoende inzage aan klaagster gegeven. Zij hebben voldoende uiteengezet waarom niet tot het toesturen van het gehele dossier van klaagster kon worden overgegaan. Dat klaagster geen totaalbeeld krijgt komt doordat diverse gerechtsdeurwaarderskantoren vorderingen op haar in behandeling hebben. Dat kan de beklaagde gerechtsdeurwaarders niet worden tegengeworpen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 december 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 mei 2016 met zaaknummer 868.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 557.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Amsterdam,

klaagster,

tegen:

1. [   ],

2. [   ],

3. [   ],

gerechtsdeurwaarders te Nijmegen,

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 6 oktober 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 13 oktober 2015, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij brief, ingekomen op 26 oktober 2015, heeft klaagster medegedeeld een klacht toe te willen voegen tegen Vesting Finance. Bij beslissing van 24 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 mei 2016. Bij brief, ingekomen op 1 juni 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 november 2016 alwaar klaagster is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

27 december 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van een door de Rechtbank Arnhem op [   ] ten nadele van klaagster gewezen vonnis.

b)     Ten laste van klaagster is executoriaal beslag gelegd op haar uitkering. Het beslag is door de gerechtsdeurwaarders ter verdeling ingediend bij de eerste beslaglegger, een ander gerechtsdeurwaarderskantoor.

c)     Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarders is veelvuldig gecorrespondeerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders geen inzage te geven in haar dossier wat betreft de op grond van het gelegde beslag ontvangen bedragen en de betaling aan Achmea. De gerechtsdeurwaarders verwijzen naar een collega die het beslag uitvoert. Die gerechtsdeurwaarder komt met een praktisch onafgelost dossier, terwijl het beslag al vanaf 2012 wordt uitgevoerd. Ook uit andere stukken blijkt dat door klaagster wel wordt afgelost. Voor klaagster is het van belang dat zij inzage en een afschrift krijgt in het bij de gerechtsdeurwaarders aangemaakte dossier, het financiële verkeer zoals zich dat heeft afgespeeld tussen de verschillende gerechtsdeurwaarders en de inkomsten en uitgaven. Achmea heeft het totale dossier bij verschillende gerechtsdeurwaarders neergelegd voor diverse onderdelen van de vordering. Bij Vesting Finance voor de premieachterstand ad € 449,00 en bij de gerechts­deurwaarders voor de ziektekosten (ad € 450,00). Doordat dit laatste dossier bij de gerechtsdeurwaarders is neergelegd, is de hoofdsom verviervoudigd. Bij [   ] is een dossier neergelegd met betrekking tot nieuwe ziektekosten in 2015. Klaagster is van mening dat om meerdere redenen ten onrechte is overgegaan tot incasso en klaagster is bovendien van mening dat, gelet op de gelegde beslagen en de door de gemeente afgeloste bedragen, de vorderingen van Achmea al lang afgelost hadden moeten zijn. Het is dus van belang dat alle betrokkenen inzage geven in de dossiers en de betalingen die zij ontvangen en doorbetaald hebben aan de schuldeiser. Bovendien wordt in het dossier bij de gerechtsdeurwaarders het bedrag dat zij als hoofdsom gevorderd hebben en de kosten die verder zijn gemaakt door klaagster betwist.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 De klacht gericht tegen Vesting Finance kan door de kamer niet in behandeling worden genomen. Op grond van het in de Gerechtsdeurwaarderswet geregelde tuchtrecht kunnen bij de kamer slechts klachten worden ingediend tegen gerechtsdeurwaarders en onder hun verantwoordelijkheid vallende medewerkers.

Vesting Finance is een bedrijf dat diensten verricht op het gebied van credit management en financial servicing, waaronder ook incasso van vorderingen. Dat bedrijf is geen gerechtsdeurwaarderskantoor en valt niet onder het in de Gerechtsdeurwaarderswet geregelde tuchtrecht.

4.2 Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.3 Omdat de handelingen waarover wordt geklaagd niet specifiek zijn toe te rekenen een bepaalde gerechtsdeurwaarder worden de in aanhef van deze beschikking vermelde en aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.4 Het gaat om de tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij klager om redenen als in zijn klacht vermeld de kamer verzoekt de gerechtsdeurwaarders te bewegen klager inzage te verlenen in zijn dossier omdat hij een procedure wenst aan te spannen tegen een andere gerechtsdeurwaarderkantoor. Klager bestrijdt daarnaast de door de gerechtsdeurwaarders namens Achmea gevorderde hoofdsom en de kosten die door de gerechtsdeurwaarders zijn gemaakt.

4.5 Het tuchtrecht is niet bedoeld om verzoeken als door klager te beoordelen. Het tuchtrecht voorziet daarin niet. In het tuchtrecht wordt beoordeeld of door een gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld doordat de tuchtrechtelijke norm wordt overtreden. Dat is niet het geval. De gerechtsdeurwaarders hebben uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Uit de door de gerechtsdeurwaarders overgelegde stukken kan niet worden opgemaakt dat door de gerechtsdeurwaarders fouten zijn gemaakt die hen tuchtrechtelijk kunnen worden aangerekend. Er is veelvuldig met klager en een door hem ingeschakelde advocaat gecorrespondeerd. De gerechtsdeurwaarders hebben gemotiveerd aangegeven waarom niet tot het toesturen van het gehele dossier aan klager kan worden overgegaan. Op grond van dat verweer zijn de enkele en op geen enkele manier nader onderbouwde stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen.

4.6 Dat klager de hoofdsom bestrijdt is een gepasseerd station omdat de vordering door de kantonrechter is toegewezen en het vonnis inmiddels onherroepelijk is geworden. De procedure die bij de kantonrechter is gevoerd kan door de tuchtrechter niet over worden gedaan. De door de gerechtsdeurwaarders gemaakte kosten zijn door klager veroorzaakt omdat hij de vordering niet wenst te erkennen en daardoor eerst een procedure bij de rechter en vervolgens tenuitvoerlegging van het in die procedure gewezen vonnis noodzakelijk was.”

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk onge­grond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster - kort samengevat - de volgende gronden aangevoerd.

6.1. De Kamer stelt dat Vesting Finance niet onder het tuchtrecht van gerechtsdeur­waarders valt. Echter baseren de gerechtsdeurwaarders hun handelen wel op een vonnis inzake Achmea dat door Vesting Finance is behaald.

6.2. De Kamer stelt dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarders niet aan het tuchtrecht is onderworpen. Dit is curieus, nu klaagster niet kan beoordelen wie de zaak bij het kantoor heeft behandeld. Deze informatie wordt niet verstrekt.

6.3. Klaagster is niet gehoord. Niet schriftelijk en niet mondeling. Na acht maanden krijgt klaagster plots een beschikking.

6.4. De Kamer stelt dat vonnis is behaald, maar laat buiten beschouwing hoe dit is gegaan. Het betreft namelijk een verstekvonnis en een uitnodiging voor de zitting heeft klaagster nimmer ontvangen.

6.5. Het is tuchtrechtelijk laakbaar als een gerechtsdeurwaarder geen inzage in financiële bescheiden en correspondentie wenst te geven, zeker ter voorbereiding van een inmiddels lopende rechtszaak.

6.6. De Kamer stelt dat de gerechtsdeurwaarders gemotiveerd verweer hebben gevoerd, maar dit verweer betreft zes pagina’s aan citaten uit de brieven van klaagster zelf. Deze citaten zijn uit hun verband gerukt en er zijn onjuistheden geconstateerd. Niet duidelijk is geworden waarom de gerechtsdeurwaarders geen inzage kunnen geven. Hoor en wederhoor is niet toegepast.

6.7. De gerechtsdeurwaarders geven geen antwoord op de essentie, namelijk de financiële verantwoording. Niets wordt inzichtelijk.

6.8. Het verdere betoog van de Kamer kan klaagster niet volgen. Niet duidelijk is wat wanneer is afgelost en aan wie. Vier jaar na beslaglegging ligt dezelfde rekening nog steeds bij de gerechtsdeurwaarders. Klaagster krijgt maar geen inzicht en acht dit wel nodig.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Waar klaagster in haar verzetschrift verwijst naar beslissingen van de Kamer betreft dit de beslissing van de voorzitter van de Kamer. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat niet is gebleken dat de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten niet conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarders geen verwijt worden gemaakt. De beklaagde gerechts­deurwaarders hebben klaagster bij herhaling een gespecificeerd overzicht van de vordering en kosten doen toekomen. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en

mrs. Ch.A. van Dijk en J.M. Wisseborn , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.