ECLI:NL:TGDKG:2016:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 1147.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:151
Datum uitspraak: 03-11-2016
Datum publicatie: 03-01-2017
Zaaknummer(s): 1147.2016
Onderwerp: BFT
Beslissingen: Schorsing ex artikel 38 Gdw
Inhoudsindicatie: Schorsing van de gerechtsdeurwaarders ex artikel 38 Gdw voor zes maanden in afwachting van de behandeling van de klacht. De gerechtsdeurwaarder wordt aangerekend dat zij de Kamer onvoldoende inzicht hebben gegeven in het moment van het ontstaan en de oorzaak van het bewaringstekort. Ook hebben zij het BFT verkeerd geïnformeerd waardoor het BFT in haar controlerende taak is tegengewerkt. 

Beslissing van 3 november 2016, vooruitlopend op de beslissing op de klacht met nummer 1147.2016 ex artikel 38, lid 1, van de Gerechtsdeurwaarderswet betreffende

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: mr. M.C. Kaptein MPM, directeur,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

gerechtsdeurwaarders te [   ].

1. Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 oktober 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 (hierna: de gerechtsdeurwaarders) en tegen hun inmiddels gedefungeerde collega’s en oud-kantoorgenoten [   ]. Tevens is door klager een verzoek tot onmiddellijke schorsing op basis van artikel 38 van de Gerechtsdeurwaarderswet ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft bij e-mail van 2 november 2016 laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen wegens een verblijf in het buitenland. Hij heeft (oud-gerechtsdeurwaarder [   ] gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. Het verzoek tot schorsing van de gerechtsdeurwaarders is behandeld op de openbare terechtzitting van 3 november 2016, waarbij klager is vertegenwoordigd door mr. A. van den Brink en D.A. Steensma RA en gerechtsdeurwaarders sub 1 en [   ], namens [   ] zijn verschenen, vergezeld door [   ], financieel-directeur van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Namens klager is een pleitnota overgelegd.  De Kamer heeft de gerechtsdeurwaarders gehoord, op het verzoek tot een onmiddellijke schorsing. Bij de behandeling waren tevens aanwezig W.W.M. van de Donk, voorzitter van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders en mr. K.M. Weisfelt, directeur, namens de KBvG.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De Kamer heeft na afloop van de behandeling mondeling uitspraak gedaan op het verzoek tot onmiddellijke schorsing. De uitspraak is aan het eind van de middag mondeling door de secretaris van de Kamer aan partijen meegedeeld. Deze beschikking is de schriftelijke vastlegging daarvan. De datum van de  behandeling van de klacht zal nader worden bepaald.

2. De feiten

a)      Klager heeft op 18 januari 2014 in de kantoorboekhouding van de gerechtsdeurwaarders en de door hen aangehouden derdenrekeningen onderzoek verricht, gebaseerd op de artikelen 30, lid 1, en 31, lid 2, van de Gdw

b)      De geconstateerde bevindingen zijn opgenomen een rapportage van 24 juli 2014. Uit dat rapport blijkt dat sprake is van een zorgwekkende financiële situatie. De gerechtsdeurwaarders hebben op 29 september 2014 een herstelplan ingediend.

c)      Op 2 november 2015 heeft een pré-tuchtrechtelijk gesprek plaatsgevonden.

d)     De daarbij gemaakte afspraken zijn schriftelijk vastgelegd. Samenvattend is afgesproken dat de gerechtsdeurwaarders de gelegenheid zouden krijgen om voor 31 december 2016 de financiële positie van het kantoor te herstellen en dat zij daartoe een herstelplan zouden opstellen. Daarnaast zouden de gerechtsdeurwaarders een taakstellende begroting voor de periode tot en met 31 december 2016 indienen bij klager en zou maandelijks worden gerapporteerd aan klager over de financiële positie van het kantoor. Van een negatieve bewaringspositie was geen sprake.

e)      Uit de tot en met augustus 2016 van de gerechtsdeurwaarders ontvangen informatie bleek klager telkens een positieve bewaringspositie. Wel is het klager gebleken dat uit de op 18 juli 2016 ingediende balans een positieve bewaringspositie naar voren kwam van € 236.484,00 terwijl in het overzicht van de bewaringspositie van 30 juni 2016 een bewaringspositie van € 17.687,00 bleek.

f)       Klager heeft in een gesprek op 6 oktober 2016 om een nadere onderbouwing gevraagd.

g)      Op 16 oktober 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders bij e-mail meegedeeld dat uit het kwaliteitsoverzicht per 30 juni 2016 blijkt dat zij in tegenstelling tot eerdere berichten een fors tekort hebben ad € 1.564.181 op hun bewaarpositie, waardoor voor het kantoor een zorgwekkende situatie is ontstaan. De gerechtsdeurwaarders hebben hun excuses gemaakt voor foutieve berichtgevingen in voorgaande rapportages. Zij wijten de oorzaken voor het ontstaan van de situatie aan de nasleep van financiële verplichtingen en zij hebben maatregelen aangekondigd ter bestrijding van het tekort op de bewaarpositie.

h)      Ter zitting heeft de financieel-directeur van de gerechtsdeurwaarders verklaard dat het bewaringstekort op 2 november 2016 is opgelopen tot

€ 1.900.000,00.       

3. Het verzoek tot schorsing

3.1 Aan het verzoek tot schorsing is ten grondslag gelegd dat de gerechtsdeurwaarders een negatieve bewaringspositie hebben laten ontstaan per 30 juni 2016 welk tekort op het moment van indiening van deze klacht nog niet is aangezuiverd en dat zij onjuiste informatie hebben vertrekt.

3.2 Uit de e-mail van 16 oktober 2016 blijkt dat tot en met augustus 2016 onjuiste financiële gegevens werden ingediend. Hierdoor is klager er ten onrechte van uitgegaan dat sprake was van een positieve bewaringspositie. Ook het herstelplan 2015-2016 en de jaarrekening 2015 waren niet juist, omdat deze gebaseerd waren op onjuiste veronderstellingen en uitgangspunten. Uit het overzicht van de bewaringspositie per 30 juni 2016 bleek een positieve bewaringspositie van

Ongeveer € 18.000,00 terwijl volgens de e-mail van 16 oktober 2016 juist was sprake van een negatieve bewaringspositie van € 1.565.000,00. De gerechtsdeurwaarders hebben hierdoor in strijd gehandeld met artikel 19 Gdw en artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.

3.3 Klager verzoekt de Kamer ter bescherming van de nog aanwezige derdengelden de gerechtsdeurwaarders ex artikel 38 Gdw te schorsen in afwachting van de beslissing naar aanleiding van de klacht.

3.4 Klager heeft inmiddels een onderzoek gestart met als doel inzicht te krijgen in de exacte omvang en samenstelling van de bewaringspositie van het kantoor en de juiste toepassing van de BLOS-regelgeving in de dossieradministratie.                                                                                                                                                                                                                 

3.5 Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat op 2 november 2016 gebleken is dat de opgaven handmatig zijn beïnvloed en dat dit al jaren speelt. Bij het opstellen van de cijfers bedoeld om klager te informeren is rekening gehouden met toekomstige ontvangsten. Dat is niet toegestaan (zie de uitspraak van de Kamer van 27 september 2016 met zaaknummer 321.2016, nog niet gepubliceerd). De laatste twee bewaringsposities zijn nog niet onderzocht. Het herstelplan wordt dit jaar niet gerealiseerd.  Het tekort is ontstaan door de wijze van waardering van de post onderhanden werk. Er is ten onrechte rekening gehouden met nog niet genoten inkomsten, ook voor de berekening van de bewaringspositie.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 Gerechtsdeurwaarder [   ] heeft aangevoerd (deels bij monde van zijn financieel-directeur) dat een jaar of 5 of 6 geleden de problemen zijn begonnen. Daar zijn meerdere oorzaken voor, waaronder problemen met grote opdrachtgevers, een gebrek aan management en de overgang vorig jaar naar een nieuw computersysteem van Praclox, Othomatic. Hijzelf is de laatste tijd vooral bezig geweest met acquisitie en heeft zijn controlerende taak verzaakt. Hij had weinig zicht op het financiële vlak.  Begin dit jaar was de bewaringspositie nog positief. Volgens [   ] kan hij aantonen dat het tekort thans is veroorzaakt door één grote opdrachtgever. Wel zijn er inmiddels maatregelen getroffen om de financiële positie te versterken. Het kantoorpand wordt verkocht. Daarmee kan een bedrag tussen € 100.000,00 en

€ 200.00,00 worden gerealiseerd. Er zijn contacten gelegd met de Rabobank over een financieringskrediet  van € 1.500.000,00 à € 2.000.000,00, al is nog geen concrete toezegging gedaan. Als de bank het overbruggingskrediet verstrekt is er geen bewaringtekort meer, al zijn er dan wel weer financieringslasten. Een schorsing maakt de kansen op het verkrijgen van het krediet kleiner.  Er is niet bewust gemanipuleerd met de cijfers. Ook hebben zich nieuwe opdrachtgevers aangediend, maar dat heeft nog niet geleid tot verhoging van de omzet. De gerechtsdeurwaarder beschouwt dit als positieve ontwikkelingen.   

In een gesprek met klager van 2 november 2016 is ook besproken dat nog een vervolgonderzoek wordt ingesteld of er bewust een verkeerd beeld is gegeven van de cijfers.

4.2 Oud-gerechtsdeurwaarder [  ] heeft namens gerechtsdeurwaarder [   ] aangevoerd dat in 2009 een probleem is ontstaan naar aanleiding van een claim van een opdrachtgever. Naar aanleiding daarvan is contact gezocht met klager en er hebben diverse controles plaatsgevonden waarbij niets bijzonders is gebleken. Er is niet gemanipuleerd met de cijfers. Ook zijn er extra mensen aangesteld voor de boekhouding, waarvan je mag aannemen dat die capabel zijn.

5. De beoordeling van het verzoek

5.1 De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is bevoegd een gerechtsdeurwaarder tegen wie een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 34, eerste lid , bedoelde handelingen of verzuimen heeft gepleegd, in afwachting van een beslissing hierover te schorsen voor een periode van ten hoogste zes maanden. Blijkens de memorie van toelichting [1] op artikel 30 (thans 38) van de Gdw kan, ingeval er ernstige bezwaren tegen een gerechtsdeurwaarder zijn gerezen, het aangewezen zijn hem met onmiddellijke ingang te schorsen teneinde het aanzien van het ambt te beschermen. Het betreft hier een autonome bevoegdheid van de Kamer. Een schorsing heeft alleen betrekking op de ambtelijke taken (artikel 50 Gdw). Met betrekking tot de niet-ambtelijke werkzaamheden heeft de schorsing geen effect [2] .

5.2 D e Kamer is van oordeel dat op grond van de erkenning, althans onvoldoende betwisting door de gerechtsdeurwaarder van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden alsmede op grond van de door klager overgelegde stukken en hetgeen ter zitting over en weer is aangevoerd, jegens hem een ernstig vermoeden in de zin van artikel 38, eerste lid, van de Gdw is gerezen. De gerechtsdeurwaarders hebben op vragen van de Kamer onvoldoende inzicht gegeven in het moment van ontstaan en de oorzaak van het bewaringstekort. Zij wekken daarmee de indruk dit zelf ook niet goed te weten. Zeker in het licht van de rapportage van klager van 24 juli 2014 en het pré-tuchtrechtelijk gesprek van 2 november 2015 acht de Kamer dit in hoge mate laakbaar. De gerechtsdeurwaarders hebben tevens verklaard niet in staat te zijn om het tekort terstond aan te zuiveren.

5.3 Gezien de zeer ernstige aard van de handelingen en verzuimen is naar het oordeel van de Kamer een schorsing met onmiddellijke ingang geboden, behalve het grote bewaringtekort rekent de Kamer het de gerechtsdeurwaarders zwaar aan dat zij klager verkeerd hebben geïnformeerd waardoor klager in haar controlerende taak wordt tegengewerkt. De omstandigheden waaronder dat is gebeurd komen voor risico van de gerechtsdeurwaarders.

5.4 Voorts neemt de Kamer in overweging dat de KBvG bij monde van haar voorzitter desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat zij - voor het geval een onmiddellijke schorsing zou worden uitgesproken - reeds een waarnemer bereid en in staat heeft gevonden om de praktijk van de gerechtsdeurwaarders per direct waar te nemen.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          schorst de gerechtsdeurwaarders [   ] en [   ] met ingang van heden voor een periode van zes maanden, in afwachting van de beslissing op de door klager ingediende klacht.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A.E. de Vos en   

mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

3 november 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.


[1] MvT II, vergaderjaar 1991 – 1992, 22 775 nr. 3 p. 23

[2] MvT II, vergaderjaar 1991 – 1992, 22 775 nr. 3 p. 24