ECLI:NL:TGDKG:2016:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW146.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-02-2016 |
Datum publicatie: | 11-03-2016 |
Zaaknummer(s): | GDW146.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Een berisping |
Inhoudsindicatie: | Klachten over de beslagvrije voet, beslag op de studiefinanciering en het niet tijdig beantwoorden van een brief. Alleen de laatste klacht acht de Kamer gegrond. Van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij – tijdig – reageert op aan hem toegezonden brieven. Maatregel van berisping opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 23 februari 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 146.2015 ingesteld door:
[ ] ,
wonende te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
Ontstaan en loop van de procedure
- Bij brief met bijlagen van 23 februari 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
- Bij brief van 6 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
- De klacht is behandeld ter openbare zitting van 12 januari 2016 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
- Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
- De uitspraak is bepaald op 23 februari 2016.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a) De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een ten nadele van klaagster gewezen vonnis. Bij exploot van 1 november 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder haar werkgever met toepassing van een beslagvrije voet. De beslagvrije voet is door de gerechtsdeurwaarder op 19 augustus 2014 aangepast.
b) Bij aangetekende brief van 5 september 2014 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder samengevat verzocht de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aan te passen.
c) Bij brief van 7 november 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht hem nader te berichten over de niet beantwoorde brief van klaagster van 5 september 2014.
d) Bij brief van 25 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht om aanvullende stukken voor het maken van een herberekening.
2. De klacht
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder:
a. een onjuiste beslagvrije voet heeft toegepast;
b. in een van zijn brieven heeft aangegeven dat ook op haar studiefinanciering beslag zal worden gelegd, hetgeen volgens haar niet is toegestaan;
c. niet heeft gereageerd op haar brief van 5 september 2014 en de door haar gemachtigde verzonden brieven van 7 november 2014 en 8 december 2014.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden behoudens het feit dat is erkend dat de brief van klaagster van 5 september 2015 onbeantwoord is gelaten, althans te laat is beantwoord.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Uit de klacht kan worden opgemaakt dat het een zogenaamde algemene klacht betreft met betrekking tot een dossier dat in behandeling is op het kantoor te Rotterdam. De in aanhef van de beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder stelt verantwoordelijk te zijn voor de processen, de werkwijze en de behandeling van de dossiers op zijn vestiging en wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat klaagster zich op het standpunt stelt dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet toepast. Indien die stelling al juist zou zijn - daarvan is overigens niet gebleken - betekent dat op zichzelf niet dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld. Dit is des te meer aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op aan hem door klaagster verstrekte informatie alsmede de door haar gemachtigde opgestelde berekening van de beslagvrije voet. Hier komt nog bij dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder een hogere beslagvrije voet heeft gehanteerd dan op basis van de door de gemachtigde gemaakte berekening noodzakelijk zou zijn geweest. Indien klaagster het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet zou zij de gerechtsdeurwaarder om een herberekening van de beslagvrije voet kunnen vragen. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert kan zij zich wenden tot de gewone rechter.
4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat anders dan de gemachtigde stelt uit de overgelegde producties niet kan worden opgemaakt dat er beslag is gelegd op de studiefinanciering van klaagster. Daarnaast kan uit de brief van 4 september 2014 evenmin worden opgemaakt dat er beslag zal worden gelegd op de studiefinanciering van klaagster. Uit de brief kan slechts worden afgeleid dat er bij de vaststelling van het totale inkomen rekening is gehouden met onder meer de inkomsten uit de studiefinanciering. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is geen sprake.
4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat op grond van vaste rechtspraak van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij – tijdig – reageert op aan hem toegezonden brieven. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij de brief van 5 september 2014 pas op 25 november 2014 heeft beantwoord. Nu beantwoording van deze brief niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden is dit klachtonderdeel terecht voorgesteld. Daarnaast kan uit de overgelegde producties en het besprokene ter zitting worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder zijn reactie op de brief van de gemachtigde d.d. 25 november 2014 aan klaagster heeft doen toekomen. Van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij ofwel zijn reactie aan de gemachtigde stuurt, ofwel dat hij een afschrift van de reactie aan de gemachtigde doet toekomen. Gelet op het vorenstaande ziet de Kamer aanleiding om een maatregel op te leggen.
4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel c gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. J.H.C. Schouten en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.