ECLI:NL:TGDKG:2016:146 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 812.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:146
Datum uitspraak: 11-11-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW verzet 812.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 juli 2016 met zaaknummer 514.2016 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 812.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 23 mei 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 31 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 12 juli 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 juli 2016.

Bij brief van 24 juli 2016, ingekomen op 26 juli 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij email van 27 september 2015 heeft klager het verzet aangevuld. Die email is op 28 september doorgezonden naar de gerechtsdeurwaarder.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 30 september 2016 alwaar de gerechtsdeurwaarder vergezeld door een jurist van zijn kantoor is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 11 november 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij exploot van 24 oktober 2014 gedagvaard om te verschijnen tegen een zitting van 18 november 2014.

b)                  Bij e-mail van 28 oktober 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder de oorzaak van zijn financiële problemen uiteengezet.

c)                  De gerechtsdeurwaarder heeft op 30 oktober 2014 de schuldhulpverlener van klager benaderd teneinde te bezien of een regeling mogelijk was.

d)                 Gedurende de procedure heeft de schuldhulpverlener een voorstel tegen finale kwijting gedaan van ongeveer 6%. Dit voorstel is door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder afgewezen.

e)      Op 18 juni 2015 is ten nadele van klager een vonnis gewezen waarbij de vordering, onder aftrek van een tussentijdse betaling, volledig is toegewezen.

f)                   Klager is nadien bij brief gesommeerd tot betaling van het op grond van het vonnis verschuldigde bedrag.

g)                  Klager heeft vele malen telefonisch contact opgenomen met (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder, maar heeft niet vrijwillig voldaan aan het vonnis.

h)                  Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen.

i)                    Omdat klager niet had gereageerd op het bevel heeft de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd. Middels dit beslag is de vordering uiteindelijk volledig voldaan op 22 december 2015. 

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze hem gedagvaard heeft zonder hem daarover in te lichten waardoor klager onnodig op kosten is gejaagd. Verder verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat die hem niet ter wille was om hem een verzendbevestiging van zijn klacht te sturen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is om de ambtshandelingen, waartoe hij bevoegd is, te verrichten als hierom wordt verzocht. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee rechtens de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. Nu de schuldeiser van klager de gerechtsdeurwaarder had verzocht om klager te dagvaarden, omdat zij minnelijk geen voldoening verkreeg, is de gerechtsdeurwaarder verplicht om aan dit verzoek te voldoen. Daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat bij de beoordeling van dit klachtonderdeel tot uitgangspunt dient dat het op de weg van een gerechtsdeurwaarder ligt om bij ontvangst van een klacht ontvangt een ontvangstbevestiging aan de verzender van de klacht te doen toekomen. Klager bedoelt hiermee kennelijk zijn ongedateerde brief die bij de gerechtsdeurwaarder op 28 oktober 2014 is binnengekomen. Nu de gerechtsdeurwaarder vrijwel direct na ontvangst contact heeft opgenomen met de schuldhulpverlener van klager teneinde een regeling te bespreken, is klager door het uitblijven van een bevestiging echter niet ernstig in zijn belangen geschaad. Dit klachtonderdeel dient derhalve als van onvoldoende gewicht te worden afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet voert klager aan dat er een aantal zaken onderbelicht zijn gebleven reden waarom hij verzet instelt tegen de beslissing van de voorzitter. Klager voert aan dat de gerechtsdeurwaarder op zijn website vermeld dat hij in samenwerking met de schuldhulp mensen die in de problemen zitten in kaart probeert te brengen en voor hun problemen probeert oplossingen te vinden. Op grond daarvan gaat klager ervan uit dat de gerechtsdeurwaarder kennis heeft van het traject van de schuldhulp. De oorspronkelijke vordering van Waternet bedroeg € 240,00. Die vordering is overgedragen aan lntrum Justitia. Er is contact geweest tussen Intrum Justitia en de schuldhulpverlening. Vervolgens is de vordering op de crediteuren lijst gezet, waar klager voor heeft getekend. Klager ging er vanuit dat deze vordering was meegenomen in het traject van de schuldhulp. Kennelijk is iets mis gegaan. Op 15 mei 2014 heeft lntrum Justitia de vordering overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder. Zonder bericht van de gerechtsdeurwaarder is klager vervolgens gedagvaard. Dit gebeurde net op het moment dat er een akkoord bereikt was met de crediteuren van klager. Door de dagvaarding bestond de mogelijkheid dat andere crediteuren zouden afhaken, waardoor schuldhulptraject in gevaar werd gebracht. Klager heeft bij Intrum Justitia navraag gedaan of de gerechtsdeurwaarder getracht heeft om te verifiëren of de vordering van waternet in het traject van schuldhulp is opgenomen. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder niet gedaan. Klager is van mening dat dit niet correct is.

6.2 De gerechtsdeurwaarder wist met zekerheid dat klager in schuldhulp zat. Op grond daarvan wist hij ook dat klager daardoor zijn inkomen boven de beslagvrije voet moest afdragen. De gerechtsdeurwaarder heeft hiermee geen rekening gehouden door beslag te leggen op het salaris van klager over de maand november en een deel van het salaris van de maand december 2015. Klager had geen andere inkomen en kon zijn rekeningen niet betalen waardoor hij bijna uit de schuldhulp is gezet. De gerechtsdeurwaarder heeft voor  een bedrag van € 240,00 de kans van klager op een normale toekomst op het spel gezet. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder ook een andere oplossing had kunnen kiezen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Hetgeen door klager onder 6.2 in verzet heeft aangevoerd wordt buiten beoordeling gelaten omdat dit niet in de inleidende klacht staat vermeld en het vaste rechtspraak is dat nieuwe klachten niet voor het eerst in verzet kunnen worden aangevoerd.

7.2 Voor het overige heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.  

7.3 Hetgeen door klager in verzet wordt aangevoerd met betrekking tot de schuldhulpverlening is immers al door de gerechtsdeurwaarder weersproken in zijn inleidende verweerschrift. Daarin staat onder meer vermeld dat de gerechtsdeurwaarder contact heeft opgenomen met de schuldhulpverlener van klager teneinde te onderzoeken of een regeling mogelijk was. De schuldhulpverlener heeft aangegeven geen regeling te kunnen voorstellen. Vervolgens is een procedure aanhangig gemaakt gedurende welke procedure een voorstel tegen finale kwijting is gedaan dat door de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder is verworpen. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn verweer dat hem in een later contact is gebleken dat klager zijn schuldhulpverlener heeft opgedragen op de vordering niet mee te nemen in het schuldverleningstraject. In verzet heeft klager dit niet weersproken.

7.4 De voorzitter heeft daarom terecht overwogen dat nu de schuldeiser geen minnelijke voldoening van klager kon verkrijgen en de gerechtsdeurwaarder had verzocht om klager te dagvaarden, de gerechtsdeurwaarder verplicht was om aan dit verzoek te voldoen. De kamer acht de beslissing van de voorzitter dan ook juist.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.