ECLI:NL:TGDKG:2016:142 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 480.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:142
Datum uitspraak: 11-11-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW 480.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht bestaande uit een groot aantal onderdelen met betrekking tot de inning van achterstallige zorgpremies over een periode van 2007 tot heden. Het betreft klachten over de afhandeling van klachten, over het misbruik van procesrecht, het onvolledig informeren van klager, de inzage in dossiers, het niet samenvoegen van dossiers, het herhaaldelijk dagvaarden of dreigen daarmee, het leggen van beslagen, de hoge kosten, de beslagvrije voet en een intimiderende e-mail. De klachten worden niet-ontvankelijk verklaard voor zover de klachten betrekking hebben op de periode vóór 15 mei 2012 en voor het overige worden de klachten ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Beslissing van 11 november 2016 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 480.2015 van:

[     ] ,

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

(oud) gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ],

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 20 mei 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [     ] en gerechtsdeurwaarder [     ], hierna verder: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 21 augustus 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 8 augustus 2016 heeft klager een aanvullende klacht met bijlagen ingediend die op 31 augustus 2016 is doorgezonden naar de gerechtsdeurwaarder.

De klacht is behandeld ter zitting van 30 september 2016 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 november 2016.

1. De feiten

a)      Bij gerechtsdeurwaarder is over een periode tussen 2007 tot heden belast met de invordering van achterstallige premies van de zorgverzekeraar van klager. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat een aantal dossiers in de minnelijke fase in behandeling zijn geweest op het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 en in de executoriale fase en in nieuwe zaken zijn de dossiers in behandeling op het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2.

b)      Tegen klager zijn een aantal vonnissen gewezen. Voor zover uit de stukken blijkt zijn dat een vonnis van 28 januari 2009, een vonnis van 21 september 2011, beiden gewezen door de rechtbank Breda, een vonnis van 16 januari 2013 een vonnis van 26 juni 2013, beiden gewezen door de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

c)      Door de gerechtsdeurwaarder is op 22 november 2011 beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klager en op 26 november 2013 is beslag gelegd op de zorgtoeslag van klager.

2. De klacht

2.1. De klachtbrieven van klager over het beslag op de zorgtoeslag 2014 en 2015 zijn niet behandeld zoals het in een klachtbehandeling behoort te gaan. Een verzoek om informatie als gedaan bij brief van 30 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder beantwoord bij brief van 6 januari 2015. Daaruit blijkt dat het dossier met nummer 10429947 is omgezet naar dossier met nummer 01445305.  Klager heeft meerdere keren brieven verzonden met een verzoek om informatie van het beslag op de zorgtoeslag in dossier met nummer 1445305. De gerechtsdeurwaarder heeft daarop niet gereageerd. Ook na een klacht bij de Nationale Ombudsman waar de gerechtsdeurwaarder heeft toegezegd dat antwoord zal worden gegeven op brieven en e-mails zwijgt hij. Een klacht die is ingediend via het klachtenkompas van de consumentenbond blijft onbeantwoord.

2.2 Na onvrede over de klachtenbehandeling heeft de gerechtsdeurwaarder klager niet gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de beroepsorganisatie en de Nationale Ombudsman.

2.3 De gerechtsdeurwaarder handelt onzorgvuldig en 2.4 overtreedt de beroeps- en gedragsregels.

2.5 De gerechtsdeurwaarder maakt misbruik van procesrecht. Klager voert aan dat volgens rechtspraak van de Hoge Raad is daar sprake van als de vordering gelet op de evidente ongegrondheid daarvan achterwege had moeten blijven, namelijk als de eiser op voorhand had moeten begrijpen dat de vordering geen kans van slagen had. De gerechtsdeurwaarder gaat maar door met vorderingen en dossiers aanmaken. Klager stelt dat in de dossiers 144530500/833427/1585753 uit de procesvoering blijkt dat eiseres gelet op de verhouding tussen het financieel belang en de daaraan voor partijen verbonden tijd en kosten, deze zaak niet geschikt achtte voor een persoonlijke verschijning van partijen. Klager noemt het verloop van het geding dat de gedaagde partij (klager) niet in rechte is verschenen.  [     ], de rechter, vermeld dat gedaagde heeft erkend of niet bestreden dat die vordering juist is, zodat deze wordt toegekend en ook de betaling van de proceskosten.

2.6 De dossiers bevatten onvolledige informatie. Er wordt geen specificatie gegeven, het gaat om voor klager onbekende vorderingen die oncontroleerbaar zijn omdat geen inzage wordt gegeven. De  rechtsgeldigheid van de vorderingen wordt door klager betwist. Klager voert samengevat aan dat in de dossiers met nummer 1059160, 10866325, B003 1539, 1619704  de vorderingen en specificaties hem onbekend zijn. Ondanks die voor hem onbekende zaken wordt gedreigd met een dagvaarding. In het dossier met nummer 144530500 is er op basis een vonnis een loonbeslag gelegd vanaf  21 november 2011. Voor € 3223,32 volgens het UWV en voor € 3357,10 volgens [     ] Gerechtsdeurwaarders. Daarnaast is vanaf 26 november 2013 beslag gelegd op de zorgtoeslag van klager. Bij brief van 6 januari 2015 is klager medegedeeld dat dit dossier 01445305 is overgezet naar een collega met een openstaand saldo van € 2780,06. Volgens klager is dat gezien de brief van 16 september 2010 met een bedrag van € 2024,66 uiterst merkwaardig. Er is een verschil van € 755,40.

2.7 Er wordt geen inzage in de dossiers gegeven, waardoor een en ander voor klager niet controleerbaar is ook niet na opgevraagde informatie. Klager voert aan dat er onduidelijkheid bestaat door de opdruk op het brief papier van de gerechtsdeurwaarder. Het is onduidelijk wie of welk kantoor kan worden aangesproken. Brieven en e-mails in de dossier in de zaken met nummer 833427 en 1445305 worden niet inhoudelijk beantwoord. Op 8 januari 2015 wordt klager ongevraagd een email verzonden met een verzoek om herberekening beslagvrije voet. Er is door klager geen verzoek ingediend om een herberekening van de beslagvrije voet maar hij heeft gevraagd om een rectificatie. Daar komt geen reactie op, of een zeer late reactie bij brief van 11 december 2013 waarin bezwaar wordt gemaakt tegen een beslag op de zorgtoeslag. Er wordt geen inzage in de dossiers gegeven waardoor niet valt te controleren wat de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen uit alle beslagen op toeslagen, loon en uitkering. Op een verzoek om informatie betreffende een beslag op de zorgtoeslag in dossier 833427 geeft de gerechtsdeurwaarder geen informatie over ontvangen betalingen maar verwijst hij klager naar de belastingdienst om na te gaan waar zijn zorgtoeslag naartoe gaat. Na een klacht bij de belastingdienst meldt de belastingdienst bij brief van 02 april 2015 na telefonische verificatie bij de gerechtsdeurwaarder, dat de zorgtoeslag aan hem wordt uitbetaald. Bij de email van 3 februari 2015 zitten persoonsgegevens van een ander bij de zorgverzekeraar verzekerd persoon. De bijlage 833427 bevat geen informatie. Tot op heden is het onbekend wat de gerechtsdeurwaarder heeft ontvangen uit de op de zorgtoeslag en op het loon gelegde beslagen .

2.8 Door het niet samenvoegen van de dossiers worden nodeloos (proces)kosten gemaakt. Hierdoor heeft klager een behoorlijk financieel nadeel heeft ondervonden. De vorderingen in de dossiers met nummer 1074556 / 10200201 / 10245587 / 10294034 / 10374970 / 10429947 /1445305 hadden volgens klager bij het dossier met nummer 833427 in de dagvaarding van 14 januari 2009 meegenomen kunnen worden. Zo ook de dossiers met nummers 1585753 / 11283071 / 11148550 en 1619704. Immers in juli 2009 is er beslag gelegd op de zorgtoeslag voor dossier 833427. En juli 2010 is klager door de zorgverzekeraar aangemeld als wanbetaler bij CVZ. Vanaf  1 december 2011 is klager afgemeld als wanbetaler. Dat betekend dat de totale betaalachterstand is betaald inclusief eigen bijdrage/eigen risico over 2009/2010/2011. Bovendien heeft de zorgverzekeraar niet alle ontvangen betalingen die door klager zijn overgemaakt verwerkt in hun administratie tot op heden. Na 1 december 2011 heeft de zorgverzekeraar opdracht aan de gerechtsdeurwaarder gegeven te dagvaarden voor dossiers 1445305, 1585753, 1619704. Het is onmogelijk om in het dossier 144530500 op 21 september 2011 te dagvaarden. Dat geldt ook voor de dossiers met nummer 1585753, 1619704 en dossier 833427.

2.9 Klager wordt herhaaldelijk gedagvaard. In dossier met nummer 833427 op 14 januari 2009, in dossier met nummer 1445305 op 21 september 2011, in dossier met nummer 1619704 op 26 juni 2013 en het dossier met nummer 1585753 op 16 januari 2013. De gerechtsdeurwaarder heeft de totale premieachterstand in porties opgeknipt en tracht daarmee verschillende keren proceskosten te innen.

2.10 Er wordt herhaaldelijk gedreigd met het dagvaarden van klager. In het dossier met nummer 10174556 bij brief van 4 juli 2007, in het dossier met nummer 11059160 bij brief van 3 januari 2012, in het dossier met nummer 10429947 bij brief van 20 februari 2009, in het dossier met nummer 10429947 bij brief van 16 september 2010. Het totaal van € 442,04 is een totaal van 2024,66 geworden terwijl de vordering bij klager onbekend is. Bij brief van 6 januari 2015 is klager medegedeeld dat dit dossier is overgezet naar een collega met een openstaand saldo van € 2780,06.

2.11 Naast beslag op de uitkering en het beslag op de zorgtoeslag heeft de gerechtsdeurwaarder gedreigd met een beslag op de inboedel van klager en hij heeft het aangekondigde beslag niet afgezegd. Het tot tweemaal toe afleggen van  een huisbezoek afleggen acht klager in dit geval intimiderend. Ook voor en na de CVZ regeling van 01 juli 2010 tot 1 december 2012 is bij brieven van 7 mei 2009 (dossier met nummer 1445305 en van 7 mei 2012 (dossier met nummer 833427) gedreigd met beslag op de inboedel en gedreigd met het forceren van de toegangsdeur in aanwezigheid van de politie en een slotenmaker. Deze actie is niet uitgevoerd en door de gerechtsdeurwaarder niet schriftelijk afgemeld bij klager.

2.12 De gerechtsdeurwaarder verricht stelselmatig ambtshandelingen, gericht op het verhogen van de kosten, de buitensporig hoge proceskosten, de  buitengerechtelijke (incasso)kosten, de executiekosten, de administratiekosten en brengt herhaaldelijk kosten voor een verificatie GBA in rekening.

2.13 De beslagvrije voet is niet tijdig en correct vastgesteld. Op 21 december 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd in het dossier met nummer 144530500. Het volledige vakantiegeld viel onder het beslag vallen en diende te worden overgemaakt. In juni 2012 is de uitkering van klager onder de beslagvrije voet gezakt. De gerechtsdeurwaarder heeft de beslagvrije voet niet aangepast.

2.14 De beslagvrije voet van klager is onjuist berekend en er wordt door de gerechtsdeurwaarder niet adequaat gereageerd op brieven van klager en verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder dient de beslagvrije voet afstemmen met zijn collega die beslag heeft gelegd op de uitkering van klager. Dit om te voorkomen dat het inkomen onder de beslagvrije voet zakt. De gerechtsdeurwaarder die het eerste executoriale beslag heeft gelegd op de uitkering zorgt voor verdeling en bepaalt de hoogte van de beslagvrije voet. Voor wat betreft het beslag op de uitkering kon de gerechtsdeurwaarder klager verwijzen naar zijn collega.  In december 2013 heeft klager schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het beslag op de zorgtoeslag in het dossier 144530500.  Bij brief van 23 december 2013 heeft klager zijn bezwaar herhaald. Bij brief van 24 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij brief van 8 januari 2015 wordt klager ongevraagd om stukken met betrekking tot herziening beslagvrije voet verzocht met een verwijzing naar de brief van 24 december 2013 is een zeer late reactie van de gerechtsdeurwaarder. Hij dient de juiste gegevens op te vragen bij het UWV. Het UWV is verplicht de juiste gegevens door te geven. Daarnaast is de gerechtsdeurwaarder er niet van op de hoogte dat hijzelf beslag heeft gelegd op de zorgtoeslag vanaf 1 december 2013 in dossier met nummer 14430500.

2.15 Dit betreft het dossier met nummer 23179445. De achterstand van de betaling van het eigen risico/eigen bijdrage 2014 is volgens klager ontstaan door een beslag op de zorgtoeslag van klager. De brief van de gerechtsdeurwaarder is niet met de pen ondertekend, de naam van behandelaar ontbreekt en de factuurdatum is anders dan de factuurdatum van de factuurdatum van de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar heeft over eigen bijdrage/eigen risico 2014 1 herinnering verzonden, waarover een klacht bij de zorgverzekeraar is ingediend die nog in behandeling is. Klager is medegedeeld dat de herinnering als niet ontvangen kon worden beschouwd. Nadien heeft de zorgverzekeraar geen herinneringen of  aanmaningen aan klager verzonden. De zorgverzekeraar heeft klager doorverwezen naar de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (hierna: SKGZ). De klacht is daar nog in behandeling. De zorgverzekeraar verstrekt over deze zaak geen inlichtingen. Klager betwist de vordering en het hele dossier.

2.16 Klager heeft op 12 mei 2015 een intimiderende email van de gerechtsdeurwaarder ontvangen. Uit de inhoud van de email volgt dat de gerechtsdeurwaarder in het dossier met nummer 1148550 het volledige vakantiegeld vanaf 24 november 2011 van klager wil ontvangen. De gerechtsdeurwaarder dient op de hoogte te zijn dat de maanduitkering van klager onder de beslagvrije voet ligt. Bovendien heeft de zorgverzekeraar tot heden niet alle van klager ontvangen betalingen verwerkt in de administratie.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Klacht tegen wie?

De klacht is door klager ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [     ] te [     ] en gerechtsdeurwaarder [     ] te [     ]. Op grond van een arrest het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dient bij klachten gericht tegen een bepaalde gerechtsdeurwaarder de klacht te worden afgewikkeld als zijnde tegen die gerechtsdeurwaarder gericht, tenzij op initiatief of verzoek van de klager een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft klager nog eens herhaald dat de klacht door hem is gericht tegen de hiervoor genoemde gerechtsdeurwaarders. Zij worden daarom als beklaagden aangemerkt. Het verzoek van de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 2 om alleen hem als beklaagde aan te merken kan dan ook niet worden gehonoreerd.

5. De aanvullende klacht

5.1 Allereerst zal worden beoordeeld of klager in zijn aanvullende klacht van 8 augustus 2016 kan worden ontvangen. De aanvullende klacht is immers ingediend nadat de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift had ingediend en de kamer kent geen re- en dupliek tenzij dat uitdrukkelijk wordt toegestaan. In antwoord op een bij e-mails van 1, 13 en 18 juli 2016 onder punt 4. door klager aan de kamer gestelde vraag “kan ik nog documenten inbrengen? Gezien het feit dat de [kantoor] een andere verklaring/verweer bij de Stichting klachten en geschillen zorgverzekering (SKGZ) heeft ingediend.” , heeft de secretaris van de kamer klager op 21 juli 2016 onder meer geantwoord: “U bent vrij om nog actuele documenten in te brengen. Doet u dat dan wel spoedig en in ieder geval na ontvangst van de oproep voor de zitting. Uw klacht wordt namelijk op een zitting behandeld.”

5.2  Hieruit volgt dat het klager slechts is toegestaan actuele documenten in de klacht procedure in te brengen maar geen nieuwe klachten. In de brief van 8 augustus 2016 worden dertien nieuwe klachten ingediend in welke klachten onder meer het aantal dossiers ter discussie wordt gesteld, wordt geklaagd over de hoge variabele (executie)kosten, dat de gerechtsdeurwaarder bemiddeling en het schuldhulpverleningstraject blokkeert en wordt geklaagde over dubieuze vorderingen. Nog afgezien van het feit dat een groot deel van die klachten gaan over een periode van 2007 tot 2012, welke klachten gezien het overschrijden van de termijn waarbinnen klachten worden ingediend niet in behandeling kunnen worden genomen, moet het indienen van nieuwe klachten nadat de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift heeft ingediend als in strijd met een goede procesorde worden beoordeeld. Deze klachten worden daarom buiten beoordeling gelaten.

6. Beoordeling van de klacht

6.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

6.2 Omdat de klacht 16 klachtonderdelen bevatten die een periode bestrijken van 2008 tot en met heden, dient de kamer ook te onderzoeken in welke klachten klager kan worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam -welke rechtspraak op deze klacht nog van toepassing is- geldt voor het indienen van een klacht in tuchtprocedures tegen gerechtsdeurwaarders dat een termijn van drie jaar in het algemeen als redelijk kan worden aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klager van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen (ECLI:NL:GHAMS:2008:BC8315). Eerst dient dus te worden onderzocht op welk moment klager redelijkerwijs voldoende geïnformeerd kon worden geacht om een klacht te kunnen indienen.

6.3 Klager beroept zich in de klachtbrief op een handelen of nalaten dat heeft plaats gevonden vanaf 2008 tot en met heden. De klacht is ingediend op 20 mei 2015. Gelet op het tijdsverloop van meer dan 6 jaar overweegt de kamer dat klager de klacht niet binnen een redelijke termijn heeft ingediend. Echter dient hierbij in ogenschouw te worden genomen - aangezien hier sprake is van een voortdurende procedure – dat niet de gehele periode als onredelijk dient te worden aangemerkt. De kamer acht een periode van 3 jaar redelijk, teruggerekend vanaf het moment van indiening van de klacht bij de kamer. Daarbij overweegt de kamer dat niet gebleken is van concrete omstandigheden die tot het hanteren van een kortere termijn nopen. Met inachtneming van het bovenstaande is de kamer van oordeel dat de termijn waarbinnen klager gerechtigd wordt geacht tot indiening van zijn klacht begint te lopen op 20 mei 2012. Klager zal in zijn klachten slechts ontvankelijk worden geacht voor zover zij betrekking hebben op de periode na deze datum; vanaf dat moment zal de kamer de klacht van klager beoordelen en de kamer zal hem voorafgaand aan die periode niet ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

6.4. Klachtonderdeel 2.1 Dat het dossier is omgezet naar een ander nummer maakt nog niet dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Dat daardoor bij klager onduidelijkheid is ontstaan evenmin. In het verweer heeft de gerechtsdeurwaarder daarvoor een duidelijke verklaring gegeven en bovendien betreft het dossier met nummer 01445305 een gesloten dossier. Welke brieven van klager met een verzoek om informatie over het beslag niet zijn beantwoord, wordt door klager niet aangegeven. Allereerst kan daarover worden opgemerkt dat voor een beslag op de zorgtoeslag geen beslagvrije voet geldt. In elk geval heeft klager zelf een brief overgelegd van de gerechtsdeurwaarder van 24 december 2013 waarin dit door de gerechtsdeurwaarder aan klager wordt medegedeeld en in welk dossier het beslag is gelegd. Dat na inschakeling van de ombudsman door de gerechtsdeurwaarder volgens klager niet is gereageerd, is door de gerechtsdeurwaarder uitgelegd in het verweer onder punt 1 vierde alinea. Klager heeft dat verweer ontvangen maar heeft dit niet weersproken en is daar ook niet op ingegaan in zijn brief van 8 augustus 2016. Dit klachtonderdeel treft geen doel.

6.5 In klachtonderdeel 2.2 stelt klager dat hij niet is gewezen op de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de KBvG en de Nationale Ombudsman. Door hem is niet nader onderbouwd waarom dit klachtwaardig is en dat klager daar door de gerechtsdeurwaarder niet op is gewezen is naar het oordeel van de kamer ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Dit klachtonderdeel treft evenmin doel.

6.6 De klachtonderdelen 2.3 en 2.4 worden door klager niet onderbouwd en zijn in te algemene bewoordingen gesteld om op deze onderdelen iets vast te kunnen stellen. Deze klachtonderdelen dienen ongegrond te worden verklaard.

6.7 Klachtonderdeel 2.5 dient eveneens ongegrond te worden verklaard. Klager citeert uit een door de rechtbank Breda (kantonrechter [     ]) tegen hem gewezen verstekvonnis van 28 januari 2009. Anders dan klager vermeld is dat vonnis alleen gewezen in de zaak met nummer 833427 zoals uit de door klager overgelegde dagvaarding van 22 december 2008 blijkt. Als klager hetgeen in het door hem aangehaalde arrest van de Hoge Raad had willen aanvoeren, dan had hij dat moeten in de procedure waarin het vonnis tegen hem is gewezen. Echter in die procedure is klager niet verschenen. Wat de andere door klager genoemde dossiernummers hiermee te maken hebben wordt door hem niet nader toegelicht.

6.8 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.6 geldt dat uit de stukken blijkt dat het klager in de zaken waarin hij is gedagvaard duidelijk moet zijn voor welk bedrag hij wordt gedagvaard. De gerechtsdeurwaarder heeft bij het verweer als bijlage 4 als voorbeeld een specificatie overgelegd zoals die in de dagvaarding van 30 augustus 2011 is opgenomen. Een dergelijke specificatie laat niets aan duidelijkheid over. Ook bij de betekening van het vonnis (dossier met nummer 833427/122) wordt in het exploot een specificatie van de vordering opgenomen. Gewezen kan worden opeen door klager zelf overgelegd exploot van 23 februari 2009 waarin een specificatie is opgenomen. Dat klager de rechtsgeldigheid van de vorderingen betwist kan in het tuchtrecht niet aan de orde komen. Dat had moeten worden gedaan in het verweer tegen de vorderingen waarvoor klager is gedagvaard. Nog afgezien dat klager dossiers noemt uit 2008 tot en met 2011 waarover thans niet meer kan worden geklaagd, kan gelet op de vele aan klager verzonden specificaties als door hem bij de klacht overgelegd moeilijk worden volgehouden dat klager niet wist waar de vorderingen over gingen. Tegenover het gemotiveerde verweer van de gerechtsdeurwaarder op dit onderdeel van de klacht heeft klager niet onderbouwd wat er tuchtrechtelijk laakbaar is. Dit klachtonderdeel dient ook ongegrond te worden verklaard.

6.9 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.7 geldt het volgende. Waaruit de onduidelijkheid van het briefpapier van de gerechtsdeurwaarder bestaat wordt door klager onvoldoende toegelicht. Op de correspondentie van [     ] staan gegevens vermeld waaruit klager kan opmaken om welk dossiernummer het gaat, op welk kantoor het dossier in behandeling is en wordt een telefoonnummer vermeld. Op de correspondentie van [     ] is dit minder duidelijk maar staat wel een doorkiesnummer vermeld zodat klager altijd contact kan opnemen met de gerechtsdeurwaarder of een van diens medewerkers. Op de klacht van klager dat hij geen reactie heeft gehad op zijn bezwaar tegen het beslag op zijn zorgtoeslag heeft de gerechtsdeurwaarder het volgende aangevoerd. Klager had op 9 januari, 3 februari, 7 februari en 26 februari 2015 verzocht om “een gespecificeerd en gedocumenteerd overzicht met betrekking tot dit beslag”. Omdat klager in zijn e-mail het dossiernummer 833427 had genoemd is deze e-mail ‘gekoppeld’ in het betreffende dossier, dat al was afgewikkeld zodat een beantwoording hiervan per abuis langer op zich heeft laten wachten. Deze e-mail is door de gerechtsdeurwaarder vervolgens opgevat als een verzoek om aanpassing van de beslagvrije voet en aan klager is daarom ondertussen op 8 januari 2015 een verzoek gedaan om gegevens aan te leveren waarmee de beslagvrije voet opnieuw berekend kon worden. Op 25 maart 2015 heeft de Ombudsman contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. In dat gesprek is medegedeeld dat klager niet om een herberekening van de beslagvrije voet had gevraagd, maar om een opgave van het dossier, hoe dit is opgebouwd. Daaropvolgend heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 25 maart 2015 aan klager een overzicht gestuurd met de opbouw van het dossier.

De kamer overweegt dat het weliswaar even heeft geduurd dat klager een antwoord kreeg op zijn verzoek maar niet kan worden gezegd dat er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Dat klager bij de email van 3 februari 2015 gegevens van een andere klant heeft ontvangen kan niet worden vastgesteld. Klager heeft die gegevens niet overgelegd en ook al zou dat door hem zijn gedaan had daarvan slechts kunnen worden gezegd dat dit slordig is maar voor tuchtrechtelijk laakbaar handelen is meer nodig. Met betrekking tot de klacht dat bij klager onbekend is welke bedragen zijn ingehouden op zijn zorgtoeslag heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat een beslag op de zorgtoeslag een doorlopend beslag betreft waarbij de gehele zorgtoeslag wordt ingehouden. De gerechtsdeurwaarder heeft bij zijn verweer als bijlage 12 een financiële overzicht overgelegd waaruit blijkt welke bedragen in mindering zijn geboekt op deze zaak. Ook hier is klager niet op ingegaan. Klachtonderdeel 7 dient in al zijn subonderdelen ongegrond te worden verklaard.

6.10 In de klachtonderdelen 8, 9 en 10 stelt klager aan de orde dat volgens hem de dossiers hadden moeten worden samengevoegd (8), dat hij herhaaldelijk wordt gedagvaard omdat de gerechtsdeurwaarder de totale premieachterstand in porties opknipt (9) en dat de gerechtsdeurwaarder klager telkens dreigt met een dagvaarding (10). Volgens klager worden hierdoor nodeloos (proces)kosten gemaakt waarvan hij een financieel nadeel ondervind. Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

6.11 Het gaat hier om een premieachterstand in de betaling van de zorgverzekering van klager over een periode van 2007 tot en met heden. De gerechtsdeurwaarder voert terecht aan dat klager van de zorgverzekeraar niet mag verwachten de zaken stil te leggen in afwachting van een almaar oplopende premieachterstand. Het is daarbij de zorgverzekeraar die bepaalt of en wanneer een dagvaardingsprocedure wordt gestart. Uit de specificatie die als productie 1 is aangehecht aan de dagvaarding van 30 augustus 2011 in het dossier met nummer 1443905 blijkt overigens dat de zorgverzekeraar een groot aantal verschuldigde premies heeft samengevoegd.

6.12 Uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder kan worden opgemaakt dat klager over een periode van 8 jaar vier maal is gedagvaard. Op 22 december 2008, 30 augustus 2011, 19 december 2012 en 30 mei 2013. Gelet op voornoemde periode valt niet in te zien wat daar tuchtrechtelijk laakbaar aan is. Dat de premieachterstand in porties wordt opgeknipt wordt door klager niet onderbouwd en wordt onder meer weerlegd door dagvaarding van 30 augustus 2011.

6.13 Het in aan klager verzonden brieven herhaaldelijk dreigen met de mededeling dat klager zal worden gedagvaard indien de vordering niet wordt voldaan, is niet tuchtrechtelijk laakbaar is. Het schrijven van dergelijke aanmaningsbrieven is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden aan de werkzaamheden van de gerechtsdeurwaarder bij het incasseren van vorderingen. De klachtonderdelen 8, 9 en 10 worden ongegrond verklaard

6.14 In klachtonderdeel 11 verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij dreigt met een beslag op de inboedel en de beslaglegging niet heeft afgezegd. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat op 7 mei 2012 een poging is gedaan beslag op de roerende zaken van klager te leggen. Omdat klager niet werd aangetroffen is een brief achtergelaten waarin is aangezegd dat binnenkort alsnog met bijstand beslag roerende zaken kan worden gelegd. Er is geen specifieke beslagdatum genoemd. Voor een “afmelding” was ook geen reden daar geen specifieke datum was aangezegd. Klager heeft dit verweer niet weersproken zodat ook hier geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld.

6.15 Ten aanzien van klachtonderdeel 12 geldt dat zonder nadere toelichting die door klager niet is gegeven, niet valt in te zien op welke wijze de gerechtsdeurwaarder zich schuldig heeft gemaakt aan tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Ambtshandelingen worden niet verricht met het oog op het verhogen van de kosten, maar met het oog op het innen van de vordering. De kosten zijn een gevolg daarvan. De kosten van de door de gerechtsdeurwaarder verrichte ambtshandelingen berusten op door de overheid in het besluit ambtshandelingen tarieven gerechtsdeurwaarders vastgestelde kosten. De kosten zijn hoog maar niet excessief. De gerechtsdeurwaarder voert verder terecht aan dat het meerdere malen verifiëren van het GBA een verplichting is die een gerechtsdeurwaarder vanwege het belang van het juiste adres niet “kan laten zitten” om kosten te besparen. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

6.16 De klachtonderdelen 13 en 14 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Deze klachtonderdelen zien op de beslagvrije voet en de volgens klager onvoldoende adequate reactie van de gerechtsdeurwaarder. Allereerst wordt overwogen dat klachten over een beslagvrije voet over in 2011 gelegde beslag op een uitkering zonder nadere toelichting die niet is gegeven niet in 2015 aan de orde kunnen worden gesteld. Bovendien geldt het volgende. In deze zaak heeft de gerechtsdeurwaarder het door hem op 22 november 2011 gelegde beslag op de uitkering van klager als verdeelzaak moeten indienen bij collega gerechtsdeurwaarder die als eerste beslaglegger zorg diende te dragen voor verdeling van de uit het beslag ontvangen gelden. Uit de door klager overgelegde op 30 november 2011 door het UWV afgelegde verklaring blijkt dat er een beslagvrije voet is vastgesteld op grond waarvan een bedrag van € 88,65 ter verdeling aan de collega-gerechtsdeurwaarder werd afgedragen. Eind 2012 is door die collega gerechtsdeurwaarder aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat er helemaal geen gelden meer vrijkomen uit het gelegde beslag wegens een preferente vordering. Bij brief van 1 september 2013 heeft het UWV de collega gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de betalingen per 1 september 2013 zouden worden stopgezet vanwege het feit dat de uitkering van klager werd verlaagd en het bedrag van de uitkering onder de beslagvrije voet kwam. Dat de beslagvrije voet van klager onder de beslagvrije voet is gekomen kan wel zo zijn, dit wordt door klager niet nader toegelicht, maar omdat er op grond van het voorgaande einde 2012 wegens een preferente vordering niets aan meer werd afgedragen, valt niet in te zien op welke wijze er tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. Klachtonderdeel 13 dient ongegrond te worden verklaard.

6.17 Dit lot treft ook klachtonderdeel 14. Het eerste gedeelte van die klacht betreft het beslag op de uitkering van klager waarop hiervoor al is beslist. Daarnaast gaat de klacht over het door klager bij brief met bijlagen van 11 december 2013 gemaakte bezwaar tegen het beslag op de zorgtoeslag. Klager verzoekt in die brief aan de gerechtsdeurwaarder om het beslag op te heffen. Bij brief van 23 december 2012013 heeft klager zijn bezwaar herhaald. Bij brief van 24 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klager daarop bericht dat het op grond van de wet mogelijk is beslag te leggen op de zorgtoeslag en dat daarvoor geen beslagvrije voet geldt. Hieruit had klager af kunnen leiden dat de gerechtsdeurwaarder niet van plan was het beslag op de zorgtoeslag op te heffen.

6.18 In klachtonderdeel 15 verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat door het beslag op zijn zorgtoeslag een nieuwe betalingsachterstand is ontstaan. De gerechtsdeurwaarder geeft in zijn verweer aan dat dit dossier “on hold” is gesteld omdat er meerdere dossiers lopen die de zorgverzekeraar eerst wenst af te wachten. Dat klager de vordering betwist wordt voor kennisgeving aangenomen. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om betwiste vorderingen te beoordelen. De door klager tegen de zorgverzekeraar bij de SKGZ ingediende klacht is iets tussen hem en de zorgverzekeraar. De gerechtsdeurwaarder heeft hier geen bemoeienis mee. Ook dit klachtonderdeel faalt.

6.19 Ten aanzien van klachtonderdeel 16 geldt dat het een email betreft die aan meerdere debiteuren is verzonden. In de email is de navolgende tekst opgenomen:

“Uit onderzoek van [     ] blijkt dat steeds meer Nederlanders zeggen moeite te hebben met het aflossen van schulden (41 procent, tegenover 38 procent vorig jaar). De maand mei is een maand waarin veel mensen vakantiegeld ontvangen. Met deze e-mail willen wij er bij u op aandringen uw openstaande schuld inzake Menzis Zorgverzekeraar N.V.af te lossen. Op deze manier zorgt u ervoor dat u uw problemen met schulden kleiner maakt en behoort u tot de groep Nederlanders die minder moeite heeft met het aflossen van schulden.” 

Hoewel aan klager kan worden toegegeven dat het verzenden van een email met deze tekst in zijn situatie beter achterwege had kunnen blijven, is het enkele verzenden daarvan niet tuchtrechtelijk laakbaar. De tekst kan evenmin als intimiderend worden bestempeld. Dat de zorgverzekeraar betalingen van klager niet in haar administratie heeft verwerkt kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Ook dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

6.20. De slotsom van dit alles is dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond dient te worden verklaard.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover zijn klachten betrekking hebben op de periode vóór 15 mei 2012;

-        verklaart de klachten voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.