ECLI:NL:TGDKG:2016:141 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 403.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:141
Datum uitspraak: 11-11-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW verzet 403.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 5 april 2016 met zaaknummer 431.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 403.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 28 mei 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 25 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 5 april 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 12 april 2016. Bij brief van 14 april 2016, ingekomen op 19 april 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 30 september 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 11 november 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 3 juli 2013 is ten nadele van klager een vonnis gewezen.

b)      Op 23 juli 2013 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

c)      Klager heeft de gerechtsdeurwaarder op 24 juli 2013 medegedeeld dat er een aanvraag voor schuldhulpverlening is gedaan en heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht af te wachten tot daarover een beslissing is genomen.

d)     Op 26 februari 2014 is door de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder de bank op de rekening van klager.

e)      Op 28 februari 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder bericht dat er een aanvraag bij de schuldhulpverlening loopt.

f)       Op 27 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een aanzegging tot beslaglegging roerende zaken doen toekomen. De aan klager aangezegde datum waarop beslag zou worden gelegd was bepaald op 11 maart 2015.

g)      Op 11 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht beslag te leggen op de roerende zaken, maar klager was op dat moment niet aanwezig.

h)      Op 12 maart 2015 deelt klager de gerechtsdeurwaarder wederom mede dat hij bezig is met een aanvraag voor schuldhulpverlening.

i)        De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 13 mei 2015 een e-mail doen toekomen waarin wordt verwezen naar de link naar een tv-programma.

j)       Bij e-mail van 28 mei 2015 deelt klager de gerechtsdeurwaarder mede dat hij in een voortraject zit van schuldhulpverlening en verzoekt hem geen e-mails meer te sturen nu zijn e-mailadres zal worden afgesloten.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij oneigenlijke druk op hem uitoefent door in een aan hem geadresseerde e-mail een link te vermelden naar een tv-programma, terwijl hij kenbaar heeft gemaakt dat er geen mogelijkheden zijn om te betalen, ook niet via een betalingsregeling. Verder verwijt klager de gerechtsdeurwaarder niet te reageren op zijn e-mail.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat dat door de enkele informatieve verwijzing naar een tv-programma in de aan klager gerichte e-mail geen uitoefening van oneigenlijke druk is gebleken. Volgens de gerechtsdeurwaarder was dit informatief bedoeld en had hij hier geen verdere bedoelingen mee. Aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld door deze enkele verwijzing. 

5.2 De voorzitter heeft verdere overwogen dat tot uitgangspunt dient dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij binnen een redelijke termijn op brieven of e-mails van klager reageert. Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties kan worden opgemaakt dat klager wel degelijk telkens een reactie heeft ontvangen en hij op de hoogte was van de executiemaatregelen die getroffen zouden (kunnen) worden. Uit de producties volgt eveneens dat de gerechtsdeurwaarder zich coulant jegens klager heeft opgesteld, nu hij het dossier meerdere malen heeft aangehouden om klager tegemoet te komen naar aanleiding van zijn mededelingen omtrent het schuldhulptraject. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

In verzet voert klager aan dat de kamer niet onpartijdig is gezien wat in de beslissing van de voorzitter staat vermeld. De gerechtsdeurwaarder heeft wel degelijk oneigenlijke druk uitgeoefend op klager. De gerechtsdeurwaarder was op de hoogte van zijn situatie. De gerechtsdeurwaarder zal wel benaderd zijn door de gemeentelijk kredietbank Amsterdam die de schuldenregeling heeft overgenomen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.  

De kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.