ECLI:NL:TGDKG:2016:138 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 488.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:138
Datum uitspraak: 18-10-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW verzet 488.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het op een klachtonderdeel niet met de beslissing van de voorzitter eens en vernietigt de beslissing voor dat onderdeel. Met klaagster is niet gecommuniceerd over haar betalingsvoorstel hetgeen wel had gemoeten. In plaats daarvan is de gerechtsdeurwaarder direct tot het leggen van het beslag is overgegaan. Op dit onderdeel acht de kamer de klacht gegrond.  Maatregel van berisping opgelegd. Ten aanzien van het overige dat door klaagster in verzet is aangevoerd wordt het verzet ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 oktober 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 mei 2016 met zaaknummer 1012.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 488.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ], gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 7 november 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 16 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij e-mail van 4 februari 2015 heeft klaagster een e-mail correspondentie met de gerechtsdeurwaarder in het geding gebracht.

Bij beschikking van 10 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 mei 2016.

Bij e-mail van 18 mei 2016 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Bij brief van 14 augustus 2016 heeft klaagster een nadere toelichting gegeven op het verzet en medegedeeld niet ter zitting te verschijnen. Die brief is op 19 augustus 2016 naar de gerechtsdeurwaarder toegezonden.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 september 2016 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 oktober 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      Op 21 augustus 2015 is ten nadele van klaagster een vonnis gewezen.

b)      Op 4 september 2015 is het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

c)      Op 13 september 2015 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder een e-mail doen toekomen waarin zij het aanbod doet om de vordering af te betalen met een bedrag van € 100,00 per maand.

d)     De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 14 september 2015 verzocht om, voordat het voorstel door zijn opdrachtgever in overweging zou worden genomen, inzage te verschaffen in haar financiële situatie.

e)      Bij e-mail van 30 september 2015 heeft klaagster inzicht gegeven in haar inkomenspositie en een afbetalingsvoorstel van € 300,00 per maand gedaan.

f)       Op 15 oktober 2015 is executoriaal beslag gelegd onder de werkgever van klaagster. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is bij exploot d.d. 22 oktober 2015 aan klaagster betekend.

g)      Bij e-mail d.d. 21 oktober 2015 is klaagster een berekening van de beslagvrije voet toegezonden, die op dezelfde dag door de gerechtsdeurwaarder vanwege een omissie is gewijzigd. Klaagster en haar werkgever zijn daarvan op de hoogte gesteld. Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder is tussen 17 november 2015 en 25 november 2015 per e-mail gecorrespondeerd over de beslagvrije voet.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende. Op 14 oktober 2015 heeft klaagster vernomen dat er beslag gelegd is op haar salaris. Dit nadat zij had verzocht of de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder akkoord wilde gaan met een betalingsregeling. De gerechtsdeurwaarder heeft geen moeite genomen op dat verzoek terug te komen. Dit terwijl klaagster tijdens een telefoongesprek was medegedeeld dat een betalingsregeling wel tot de mogelijkheden behoorde. Pas nadat er beslag was gelegd is klaagster medegedeeld dat er niet akkoord werd gegaan met het betalingsvoorstel. Klaagster vindt dit geen juiste gang van zaken. Daarnaast beklaagt klaagster zich erover dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan machtsmisbruik door een onjuiste vaststelling van de beslagvrije voet, waardoor klaagster gedwongen wordt onder de beslagvrije voet te leven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat zoals door de gerechtsdeurwaarder terecht is aangevoerd een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is het verschuldigde in gedeelten te voldoen. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met de voorgestelde aflossing. Klaagster kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijten.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat klaagster op 21 augustus 2015 bij vonnis is veroordeeld en nadien heeft nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Het door de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster gelegde loonbeslag is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat als de stelling van klaagster dat de gerechtsdeurwaarder de verkeerde beslagvrije voet heeft toepast al juist zou zijn - waarvan overigens niet is gebleken -  dat op zichzelf niet betekent dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van de gerechtsdeurwaarder. Bijzondere omstandigheden die dat anders zouden kunnen maken, zijn niet gesteld. Dit is des te meer aan de orde nu de gerechtsdeurwaarder is afgegaan op de op dat moment bij hem bekende informatie. De aanvankelijke omissie in de berekening van de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder nog diezelfde dag hersteld, met mededeling daarvan aan klaagster en haar werkgever. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken. Indien klaagster het thans niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient zij de gerechtsdeurwaarder te voorzien van alle relevante informatie en daarbij te vragen de beslagvrije voet aan te passen. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert dient zij zich wenden tot de gewone rechter.  

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster in haar e-mail van 18 mei 2016 aangevoerd dat de voorzitter geen grondig onderzoek heeft gedaan naar haar klachten. Klaagster voert aan dat de beslagvrije voet weliswaar in december 2015 naar behoren is aangepast maar niet met terugwerkende kracht. Er was ook geen sprake van een voorlopige teruggave van de belastingdienst. Een schrijven van de Belastingdienst, wat sinds november 2015 in het bezit van de gerechtsdeurwaarder is, geeft aan dat er een verrekening zou plaatsvinden vanwege een schuld bij de Belastingdienst.

6.2 In december 2015 is klaagster erachter gekomen dat haar werkgever in oktober en november 2015 onterecht een bedrag van € 100,00 heeft ingehouden. De gerechtsdeurwaarder heeft de werkgever van klaagster opdracht gegeven om dat bedrag aan hem over te maken.

6.3 In januari 2016 vond er een verhoging plaats van de premie aan het Zorginstituut, welke automatisch wordt ingehouden. De gerechtsdeurwaarder heeft vanaf januari 2016 tot en met juni 2016 een onjuiste beslagvrije voet gehanteerd. Met de verhoging van de zorgpremie is geen rekening gehouden.

6.4 Ook is er een bonus door haar werkgever afgedragen aan de gerechtsdeurwaarder. Omdat klaagster onder de beslagvrije voet zat rijst de vraag of de gerechtsdeurwaarder wel recht had op het volledige bedrag van haar bonus. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder talloze verzoeken gedaan om haar een overzicht te doen toekomen van de inhoudingen en verdelingen aan andere schuldeisers die ook loonbeslag hadden gelegd. Daarop is geen reactie gekomen. Klaagster eist een overzicht van alle inhoudingen en verdelingen vanaf oktober 2015, terugbetaling van een bedrag van € 333,00 met rente, een terugbetaling van € 200,00 met rente, en een bedrag van € 39,00 met rente.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Klaagster verzoekt in het verzetschrift de beslissing van de voorzitter te herzien en haar klachten grondig te onderzoeken. Kennelijk is het de bedoeling van klaagster haar oorspronkelijke klachten in volle omvang aan de Kamer voor te leggen. Bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter dient de oorspronkelijke klacht door de Kamer opnieuw te worden getoetst. In de oorspronkelijke klacht wordt door klaagster ook geklaagd dat er beslag is gelegd zonder dat eerst op een nog door haar gedaan betalingsvoorstel is gereageerd. Op dat onderdeel van de klacht is door de voorzitter niet beslist. De beschikking van de voorzitter kan daarom niet (geheel) in stand blijven en dient te worden vernietigd.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 Ten aanzien van de klacht dat er beslag is gelegd zonder dat eerst op een nog door klaagster gedaan betalingsvoorstel is gereageerd, overweegt de Kamer als volgt.  

8.2 Vast staat dat klaagster nadat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 14 september 2015 inzage in haar financiële gegevens heeft verzocht alvorens een regeling in overweging te nemen, die gegevens heeft verstrekt bij e-mail van 30 september 2015. In die e-mail heeft klaagster (ook volgens het verweer van de gerechtsdeurwaarder) haar eerste aanbod van een bedrag van € 100,00 per maand verhoogd naar een bedrag van € 300,00 per maand. Uit de stukken blijkt niet dat dit voorstel door de gerechtsdeurwaarder is voorgelegd aan zijn opdrachtgever en dat daarover met klaagster is gecommuniceerd. De gerechtsdeurwaarder stelt wel dat de schuldeiser het voorstel van € 300,00 per maand niet heeft geaccepteerd en dat klaagster geen verbeterd voorstel heeft gedaan, maar dit standpunt wordt door geen enkel stuk ondersteund en is ook anderszins niet gebleken. Nu niet vast staat dat met klaagster is gecommuniceerd over haar voorstel tot betaling van € 300,00 per maand en de gerechtsdeurwaarder direct tot het leggen van het beslag is overgegaan, dient de klacht op dit onderdeel gegrond te worden verklaard.

8.3 Ten aanzien van het overige dat door klaagster in verzet is aangevoerd, kan het verzet niet slagen. Ten aanzien van hetgeen door klaagster onder 6.2, 6.3. en 6.4 in verzet wordt aangevoerd geldt dat dit klachten betreft die niet in de oorspronkelijke klacht staan vermeld en daarom niet voor het eerst in verzet naar voren kunnen worden gebracht. Die klachten worden buiten beoordeling gelaten.

8.4 Ten aanzien van hetgeen onder 6.1 in verzet inzake de beslagvrije voet is vermeld, heeft de voorzitter naar het oordeel van de Kamer terecht en op goede gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster op dit onderdeel van de klacht niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Uit een door klaagster aan de Kamer en de gerechtsdeurwaarder op 4 februari 2016 toegezonden e-mail blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn e-mail van 25 november 2015 de bezwaren van klaagster met betrekking tot de beslagvrije voet heeft besproken in welke e-mail hij tevens herhaalt wat al eerder aan klaagster bij e-mail van 21 oktober 2015 is medegedeeld. De bewuste brief van de belastingdienst is niet door klaagster overgelegd maar de gerechtsdeurwaarder gaat in zijn e-mail van 25 november 2015 in de vijfde alinea wel op die brief van de belastingdienst in. Daaruit blijkt dat hij het standpunt van klaagster dat uit die brief volgt dat zij niets zal ontvangen niet deelt. Dat standpunt is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Hetgeen door klaagster in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer daarom geen nieuw licht op dit klachtonderdeel. De Kamer zal het verzet voor zover dit op dit onderdeel is  gericht tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond verklaren.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde onderdeel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond ten aanzien van het onderdeel van de klacht waarop door de voorzitter niet is beslist;

-        vernietigt in zoverre de beschikking van de voorzitter;

-        verklaart de klacht dat er beslag is gelegd zonder eerst op een nog voorliggend betalingsvoorstel te reageren gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voor het deel van de beslissing waarbij het verzet en de klacht gegrond is verklaard, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Tegen het gedeelte van de beslissing waarbij het verzet ongegrond is verklaard staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.