ECLI:NL:TGDKG:2016:136 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW verzet 517.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:136
Datum uitspraak: 18-10-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW verzet 517.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 oktober 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 mei 2016 met zaaknummer 1010.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 517.2016 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ] .

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 9 november 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 24 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brieven van 22 december 2015 en van 25 januari 2016 heeft klager nadere stukken ingediend. Bij beslissing van 10 mei 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 mei 2016. Bij brief van 18 mei 2016, ingekomen op 25 mei 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 6 september 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 oktober 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)                  Op 19 december 2012 is ten laste van klager een vonnis gewezen.

b)                  Op 7 januari 2013 is klager tot betaling van het verschuldigde aangeschreven.

c)                  Op 18 februari 2013 is de executoriale titel aan klager betekend onder gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen.

d)     Op 27 maart 2013 is door de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder de uitkeringsinstantie van klager. Het van dit beslag opgemaakte proces-verbaal is vervolgens aan klager betekend.

e)      Na de verhuizing van klager naar de gemeente [     ] is op 27 augustus 2015 onder die gemeente executoriaal derdenbeslag gelegd, waarvan het opgemaakte proces-verbaal eveneens aan klager is betekend.

f)       Bij brief van 20 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager geïnformeerd over de op dat moment openstaande vordering. Naar aanleiding van deze brief heeft klager contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder, omdat hij de executiekosten te hoog vond.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de executiekosten te hoog zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat deze kosten zien op het tweemaal leggen van executoriaal derdenbeslag en de (over)betekening daarvan. Tevens zijn onder de executiekosten de verdeelkosten opgenomen. Voor zover de klacht ziet op de proportionaliteit van het gelegde beslag dient dit beoordeeld te worden aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging. Het tuchtrecht biedt echter geen mogelijkheid tot uitvoerige bewijslevering en om die reden dient klager zich te wenden tot de gewone rechter.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op zijn uitkering bij de gemeente [     ] in verband met een schuld van klager bij zijn zorgverzekeraar. Met ingang van 1 april 2013 tot en met mei 2015 is maandelijks een bedrag van € 42,37 ingehouden op zijn uitkering, in totaal een bedrag van € 1.419,23. In mei 2015 is klager naar [     ] verhuisd. Volgens klager was toen alles betaald en had de gerechtsdeurwaarder er geen recht op om beslag te leggen onder de gemeente [     ].

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt.  

De voorzitter heeft terecht overwogen dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Dat de hele vordering was voldaan is niet gebleken. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting toegelicht dat het door klager genoemde betaalde bedrag is verdeeld over twee in behandeling zijnde dossiers. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter daarom juist.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.