ECLI:NL:TGDKG:2016:134 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW623.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:134
Datum uitspraak: 18-10-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): GDW623.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Niet reageren op brieven en e-mails. Hetgeen teveel door klaagster was voldaan is te laat terugbetaald. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 oktober 2016 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 623.2015 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ]

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 15 juli 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 12 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift

ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 6 september 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.  

Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 18 oktober 2016.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft twee vorderingen op de dochter van klaagster in behandeling. In de vordering met dossiernummer 5003266 is loonbeslag ten laste van de dochter van klaagster gelegd.

b)      Met de dochter van klaagster is een eenmalige betalingsregeling overeengekomen die bij brief van 15 mei 2015 aan haar is bevestigd. Bij separate brief van 15 mei 2015 is (de dochter van) klaagster een overzicht met een specificatie van de in beide zaken verschuldigde bedragen verzonden van in totaal € 886,78.

c)      Op 15 mei 2015 heeft klaagster een bedrag van € 479,46 alsmede een bedrag van € 407,32 aan de gerechtsdeurwaarder voldaan.

d)     Onder het in het dossier met nummer 5003266 gelegde loonbeslag is eind mei 2015 door de werkgever van de dochter van klaagster nog € 475,01 aan de gerechtsdeurwaarder overgemaakt.

e)      Bij e-mails van 20 en 27 mei 2015 heeft (de dochter van) klaagster van de gerechtsdeurwaarder een aanmaning tot betaling van € 407,17 ontvangen.

f)       Bij e-mail van 21 mei 2015 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder op de aanmaning gewezen en verzocht het teveel door haar betaalde bedrag terug te storten. Op 22 mei 2015 heeft klaagster per e-mail gerappelleerd.

g)      Bij brief van 19 juni 2015 en e-mails van 24 juni 2015 en 3 juli 2015 heeft klaagster wederom verzocht het teveel betaalde bedrag terug te storten.

h)      Het te veel ontvangen bedrag is door de gerechtsdeurwaarder op 4 augustus 2015 terugbetaald.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij niet hebben gereageerd op haar

e-mails en het teveel door haar betaald bedrag te laat hebben terugbetaald.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft primair aangevoerd dat de klacht is ingediend door iemand die onvoldoende eigen belang heeft bij het indienen van de klacht en dat de klacht daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.2 Subsidiair heeft de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De ontvankelijkheid van de klacht

Het primaire verweer van de gerechtsdeurwaarder wordt verworpen. Hetgeen door de gerechtsdeurwaarder onder 4 van zijn verweerschrift hieromtrent is aangevoerd, is een te beperkte uitleg van de kring van personen of instanties die in het kader van het tuchtrecht een klacht kunnen indienen bij de kamer. Immers noch in artikel 34 van de gerechtsdeurwaarderswet, noch elders in die wet is bepaald wie als klager kan optreden. Volgens rechtspraak dient een klager voldoende eigen belangen te hebben, om als belanghebbende te worden aangemerkt en als klager te kunnen worden ontvangen in de tuchtprocedure (ECLI:NL:GHAMS:2009:BL2309). De kamer overweegt dat klaagster voldoende eigen belang bij de klacht heeft omdat zij de vorderingen op haar dochter heeft voldaan en de gerechtsdeurwaarder op 20 en 27 mei 2015 haar emailadres heeft gebruikt om haar dochter tot betaling van een rekening aan te schrijven.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 Zowel in het verweer als ter terechtzitting is verklaard dat de in aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder als vestigingsmanager van onder meer de vestiging van het kantoor te Utrecht verantwoordelijk is voor de behandeling van het dossier van klaagster. Nu het gaat om een zogenaamde kantoorklacht wordt deze gerechtsdeurwaarder aangemerkt als beklaagde. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 De kamer overweegt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat tijdig antwoord wordt gegeven op brieven en e-mails. Uit de door klaagster overgelegde stukken en het verweerschrift blijkt het volgende. Klaagster heeft op 10 april 2015 telefonisch contact gehad met de gerechtsdeurwaarder. In dat gesprek is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder geen inlichtingen kon verstrekken over haar dochter, omdat klaagster geen partij was. De dochter van klaagster heeft op 15 mei 2015 telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen, waarna een betalingsregeling met haar is getroffen. Nadat het verschuldigde door klaagster was voldaan, ontving zij op 20 mei 2015 op haar emailadres een aan haar dochter gericht verzoek om betaling. Daarop heeft klaagster direct gereageerd. Nadat dit betalingsverzoek op 27 mei 2015 werd herhaald, heeft klaagster daarover telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder. In dat gesprek is klaagster toegezegd dat hetgeen teveel was betaald op haar rekening zou worden gestort. Vervolgens heeft klaagster op 19 en 24 juni 2015 en op 3 juli 2015 nogmaals om terugbetaling verzocht.

5.4 Onder die omstandigheden mocht de gerechtsdeurwaarder er niet van uitgaan dat een nadere schriftelijke toelichting op de door klaagster verzonden brief en e-mails niet meer nodig was. Er was immers op 27 mei 2015 toegezegd dat hetgeen teveel was voldaan zou worden terugbetaald, maar omdat die betaling uitbleef, werd klaagster genoodzaakt de gerechtsdeurwaarder hierop te wijzen. Daarop had tenminste een reactie moeten volgen met uitzicht op de datum waarop het bedrag zou worden terugbetaald. Het teveel door klaagster betaalde bedrag is eerst op 4 augustus 2015 aan haar terugbetaald. Dat heeft te lang geduurd en voor deze lange duur heeft de gerechtsdeurwaarder geen verklaring kunnen geven. De klacht is daarom terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.