ECLI:NL:TGDKG:2016:130 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 350.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:130
Datum uitspraak: 05-07-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 350.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Niet twee keer over hetzelfde klagen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 juli 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 22 maart 2016 met zaaknummer 612.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer DW RK 16/350 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 7 juli 2015 en 28 juli 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op 10 augustus 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 22 maart 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 25 maart 2016. Bij brief, ingekomen op 4 april 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 juli 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De beslissing van de voorzitter

3.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“Klager heeft eerder geklaagd dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag heeft gelegd, terwijl er een betalingsregeling was getroffen die werd nagekomen. Die klacht is door de voorzitter van de Kamer bij beschikkingen van 31 maart 2015 ongegrond verklaard (zaaknummers 960.2014 en 10.2015). Bij beslissing van 30 juni 2015 is het verzet van klager tegen de beschikkingen van de voorzitter ongegrond verklaard (zaaknummer 334.2015). Klager kan niet tweemaal over hetzelfde klagen en kan evenmin tegen de uitspraak op het verzet in beroep gaan. De klacht is daarom niet-ontvankelijk.

Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.”

3.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.

4. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij niet instemt met de niet-ontvankelijkheid. De onderhavige zaak betreft enkel de aflossingen op een creditcard. Met de gerechtsdeurwaarder is een betalingsregeling overeengekomen die wordt nagekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft onterecht beslag gelegd. In totaal was er

€ 2.500,00 geleend, welk bedrag is opgelopen tot € 5.000,00. Van dit bedrag heeft klager € 1.300,00 afgelost, terwijl de gerechtsdeurwaarder op papier maar € 500,00 heeft afgelost. Een en ander volgt uit bankafschriften en dit zijn duidelijke bewijzen.

5. De beoordeling van de gronden van het verzet

5.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer heeft op 30 juni 2015 reeds onherroepelijk beslist op de klacht van klager. Voor klager staan daartegen geen beroepsmogelijkheden meer open. Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist.

5.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en

mrs. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

5 juli 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.