ECLI:NL:TGDKG:2016:129 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 124.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:129
Datum uitspraak: 31-05-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 124.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 mei 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 15 december 2015 met zaaknummer 194.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 603056 / DW RK 16-124 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 maart 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 maart 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 15 december 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 januari 2016. Bij brief, ingekomen op 2 februari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2016, alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 mei 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij brief van 4 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld waarom hij incassokosten verschuldigd is.

-          In de minnelijke fase heeft klager een voorstel tegen finale kwijting gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 20 februari 2014 medegedeeld dat zijn opdrachtgever hier niet akkoord mee wilde gaan.

-          Op 19 september 2014 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

-            Op 6 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Op 23 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd, dat op 23 oktober 2014 aan klager is overbetekend.

-          Op 26 oktober 2014 heeft klager opnieuw een voorstel tegen finale kwijting gedaan. Bij brief van 28 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord wil gaan met zijn voorstel tegen finale kwijting. Wel is klager in dit schrijven de mogelijkheid geboden om in termijnen te betalen.

-          Op 8 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag roerende zaken gelegd, dat op 21 januari 2015 aan klager is overbetekend.

-          Op 29 januari 2015 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 10 februari 2015 op deze klacht gereageerd.

-          Op 20 februari 2015 heeft klager wederom een voorstel tegen finale kwijting gedaan. Bij brief van 25 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord wil gaan met zijn voorstel tegen finale kwijting.

-          Bij brief van 9 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een voorstel tegen finale kwijting aan klager gedaan.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: beslag heeft gelegd op roerende zaken die aan derden toebehoren;

b: niet akkoord wilde gaan met zijn voorstel tegen finale kwijting;

c: ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat wanneer een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarop een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen het beslag te verzetten. De enkele pretentie van derden, zelfs indien gestaafd door bewijsstukken, noopt de gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om uit te zoeken aan wie de in beslaggenomen zaken toebehoren. Het moment van het leggen van beslag is niet het moment waarop een en ander kan worden uitgezocht. Het beslag kan daartoe worden onderworpen aan het oordeel van de gewone rechter.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft aangevoerd dat een schuldenaar zonder toestemming van de schuldeiser niet bevoegd is om het verschuldigde in gedeelten te voldoen. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met de voorgestelde aflossing. Klager kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijten.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan de gerechtsdeurwaarder geen verwijt worden gemaakt.”

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder schijnbaar niet bevoegd is om een deal te sluiten, terwijl hij dat wel heeft gedaan. Dat is onprofessioneel gedrag. Klager heeft diverse voorstellen gedaan, maar deze zijn allemaal niet gehonoreerd. Pas na het indienen van een klacht is een voorstel mogelijk gebleken. Dat geeft ook aan dat de gerechtsdeurwaarder zijn boekje te buiten is gegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.