ECLI:NL:TGDKG:2016:127 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 125.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:127
Datum uitspraak: 31-05-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 125.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 mei 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 19 januari 2016 met zaaknummer 284.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 603064 / DW RK 16-125 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 april 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 4 mei 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 19 januari 2016 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 januari 2016. Bij brief, ingekomen op 3 februari 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 alwaar klager, vergezeld door een kennis, en [   ] namens de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 mei 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 13 oktober 2015 tegen klager gewezen vonnis.  

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze aan hem te veel rente in rekening heeft gebracht, is uitgegaan van een te hoge toegewezen hoofdsom, op 17 november 2014 ten onrechte beslag heeft gelegd op zaken die niet aan klager toebehoren, te hoge kosten voor beslagleggingen in rekening heeft gebracht, onjuiste boekingsdata hanteert en niet goed communiceert.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

“4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en hij heeft zijn standpunt met berekeningen onderbouwd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken ook duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Dit temeer doordat klager zijn verschillende klachtonderdelen niet heeft onderbouwd met concrete argumenten en gespecificeerde berekeningen.

4.3 Het hoog oplopen van de rente en de kosten is te wijten aan het feit dat het vonnis al dateert uit 2005 en dat daaraan nog steeds niet geheel is voldaan ondanks inhoudingen en afdrachten door de belastingdienst. De toegewezen contractuele rente van 18% per jaar is erg hoog, met als gevolg dat de schuld ondanks de afdrachten kan oplopen. Wellicht zou klager via de gerechtsdeurwaarder om een rentestop of -beperking kunnen vragen aan zijn schuldeiser. Niet gebleken is dat dit reeds eerder is gebeurd. Mogelijk kan ook worden gesproken over afdoening tegen finale kwijting. Klager dient daartoe zelf initiatief te nemen.”

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder in weerwil van de gerechtelijke uitspraak een rentepercentage van 18% toepast, rente op rente berekent, onjuist- en onvolledigheden in het verweer neerzet en klager in onvoldoende mate bericht heeft over zaken die gecommuniceerd hadden moeten worden, met name met betrekking tot de overdracht van het dossier en de wijze van renteberekening.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt in navolging van hetgeen in de beslissing van de voorzitter is overwogen nog op dat het overeengekomen rentepercentage van 18% weliswaar hoog is, maar dat de berekening van rente op rente wettelijk gezien wel is toegestaan. Zoals de gerechtsdeurwaarder ter zitting terecht heeft aangevoerd was het netter geweest om klager beter te informeren over (het tijdstip van) de overdracht van het dossier naar het andere gerechtsdeurwaarderskantoor, dit is echter geen verplichting van de gerechtsdeurwaarder. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.