ECLI:NL:TGDKG:2016:123 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 441.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:123
Datum uitspraak: 01-11-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 441.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

DE KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 1 november 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 12 april 2016 met zaaknummer 450.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 441.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Den Haag,

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat- gerechtsdeurwaarder te [   ],

[   ]

gerechtsdeurwaarders te [   ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 22 april 2016 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 6 mei 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 september 2016. Klager en gerechtsdeurwaarder sub 1, mede namens zijn collega’s, zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 november 2016.  

2. De feiten

a)      Bij vonnis van 10 mei 2012 is door de rechtbank ’s-Gravenhage een door klager handelende onder de naam [   ] ingestelde vordering afgewezen en is klager veroordeeld in de proceskosten ad € 300,00.

b)      Bij brief van 20 maart 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klager onder toezending van het vonnis verzocht het bedrag van € 300,00 binnen zeven dagen te voldoen ter voorkoming van verdere executie maatregelen.

c)      Bij exploot van 2 april 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis aan klager betekend met bevel tot betaling en met aanzegging dat bij niet voldoening aan het bevel het vonnis verder ten uitvoer zou worden gelegd.

d)     Bij exploten van 29 april 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 ten laste van klager beslag gelegd onder de ING bank en de ABN Amro bank.

e)      Bij exploot van 29 april 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 ten laste van klager beslag gelegd onder de Ontvanger van de Belastingdienst.

f)       Bij exploot van 30 april 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 de van de hiervoor onder d) en e) vermelde beslagen opgemaakte processen-verbaal aan klager betekend.

g)      Bij brief van 30 april 2015 heeft klager gereageerd op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 20 maart 2015.

h)      Bij brief van 20 mei 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders de brief van klager van 30 april 2015 beantwoord.

3. De oorspronkelijke klacht

3.1 Klager stelt dat hij niet aansprakelijk is voor de in het vonnis uitgesproken veroordeling. Klager voert aan dat de kantonrechter in het vonnis nimmer zijn naam heeft genoemd.  Uit de uitspraak blijkt dat [   ]veroordeeld is in de kosten en niet klager. [   ] is op 28 augustus 2013 uitgeschreven uit het handelsregister en bestaat niet meer. De eventuele schulden van [   ], indien terecht, zijn dus niet meer vorderbaar. Klager is ermee bekend dat hij als eigenaar van een eenmanszaak aansprakelijk is geweest voor eventuele schulden van [   ] echter bij beëindiging en bij het uitschrijven van de onderneming is de aansprakelijkheid beëindigd. In andere woorden, klager kan niet aansprakelijk worden gesteld voor veroordeling van een bedrijf dat niet meer bestaat.

3.2 Klager voert verder aan dat de vordering is verjaard. Met klager is nimmer contact opgenomen over de veroordeling. Klager wist niet dat hij iets moest betalen. Na twee jaar is er sprake van verjaring voor een (eventuele) schuld bij een particulier. Een rechterlijke uitspraak heeft weliswaar een verjaringstermijn van 20 jaar maar het is [   ] die tot betaling is veroordeeld en niet klager.

3.3 Klager was op vakantie in het buitenland. Na terugkomst op 30 mei 2015, heeft klager antwoord gegeven op de brief van de gerechtsdeurwaarder van 20 maart 2015. Hoewel klager van mening was dat hij niets verschuldigd is, heeft hij een gebaar gemaakt en medegedeeld dat hij zeker zou betalen. Klager wilde alleen controleren of dit bedrag niet reeds betaald was. Tot zijn verbazing trof klager een exploot aan dat er reeds beslag was gelegd bij twee banken en op zijn tegoeden bij de belastingdienst. Drie keer beslag leggen voor een bedrag van € 300,00 is zeer vergaand. Dit geschiedt alleen als iemand een motief heeft om een burger financiële overlast en verstoringen te bezorgen.

3.4 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder ook een inbreuk te hebben gemaakt op zijn privacy. Zijn kantoor is op de hoogte van de gelegde beslagen want de gerechtsdeurwaarder heeft eerder een exploot bij een verkeerd bedrijf betekend. Hiertegen is al een klacht aanhangig tegen de gerechtsdeurwaarders onder zaaknummer 269.2015.  Klager is wel bestuurder bij dit bedrijf maar hij is bestuurder bij meer organisaties. Dit betekent niet dat een gerechtsdeurwaarder voor privézaken bij organisaties beslag kan leggen waar klager bestuurder is. Klager meent dat gelet op het voorgaande de beslaglegging in strijd met de wet is en de gerechtsdeurwaarders hiervoor dienen worden gestraft. Er is sprake van reputatieschade waardoor klager schade heeft geleden. Door de gelegde beslagen hebben de gerechtsdeurwaarders de relatie van klager met de banken en de belastingdienst verzuurd. Voor dit nadeel worden deze gerechtsdeurwaarders aansprakelijk gesteld en dienen zij een schadevergoeding te betalen. Voor de inbreuk op klagers privacy is ook een schadevergoeding vereist. Klager is voornemens om de gerechtsdeurwaarders voor de burgerlijke rechter te slepen.

3.5 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders onterecht nasalaris in rekening te brengen. De gerechtsdeurwaarder hebben het nasalaris via executie te innen. Het nasalaris is niet bij vonnis toegewezen. De gerechtsdeurwaarders zijn niet bevoegd om dit zomaar in rekening te brengen vooral als dit wordt betwist. Dan dient er een bevelschrift te worden aangevraagd. Aangezien de gerechtsdeurwaarders met executie hebben gedreigd, dus ook voor het nasalaris, en zij de executie ook hebben uitgevoerd, overtreden zij het tuchtrecht.

3.6 Klager wenst zijn salaris ad € 400,00 voor het opstellen van deze klacht vergoed te krijgen. Daarnaast vordert klager een bedrag van € 200,00 die de banken bij hem in rekening hebben gebracht voor de gelegde beslagen.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe het volgende overwogen.

5.2 De klacht is gericht tegen twee met naam genoemde gerechtsdeurwaarders en het kantoor van de gerechtsdeurwaarders. Op grond van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dienen klachten die zijn gericht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarders te worden afgehandeld als zijnde tegen hen gericht. Uit de stukken blijkt dat gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 3 handelingen in het dossier van klager hebben verricht. Zo heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klager aangeschreven, heeft het vonnis aan klager betekend, heeft ten laste van klager beslag gelegd onder de belastingdienst en heeft de processen verbaal van gelegde beslagen aan klager betekend.  Gerechtsdeurwaarder sub 3 heeft twee beslagen ten laste van klager gelegd. De in aanhef genoemde en aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders worden daarom als beklaagden aangemerkt.

5.3 De klacht voor zover gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 dient als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is wat haar tuchtrechtelijk te verwijten valt anders dan dat haar naam door klager wordt genoemd. Op geen enkele wijze is door klager onderbouwd wat haar bemoeienis met het dossier van klager is geweest.

5.4 Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot de aansprakelijkheid en verjaring van de vordering hoort niet in het tuchtrecht thuis. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om hierover te oordelen. Klager dient dit voor te leggen aan de gewone rechter. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het door klager ingenomen standpunt onjuist voorkomt. Naar de gerechtsdeurwaarder terecht aanvoert moet de vermelding van [   ] in het vonnis gelezen worden als een partijaanduiding voor de naam van klager.

5.5 De inbreuk op de privacy wordt buiten beschouwing gelaten omdat dit onderwerp vormt van een andere door klager ingediende klacht die nog bij de Kamer aanhangig is.

5.6 In de door klager gedane verzoeken tot betaling van de kosten van klager voor het opstellen van zijn klacht en de door hem gevorderde kosten van de bank, kan klager niet worden ontvangen. In de door klager aangehaalde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam had hij al kunnen lezen dat in een tuchtprocedure als de onderhavige geen plaats is voor het toekennen van verzoeken tot betaling van kosten of betalen van een schadevergoeding. Klager dient in deze verzoeken niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5.7 De klacht met betrekking tot het nasalaris mist feitelijke grondslag omdat uit de overgelegde stukken blijkt dat dat er geen nasalaris is gevorderd bij de tenuitvoerlegging. Het  enkele noemen van naslaris in een brief waarin wordt

verzocht om vrijwillige betaling van het verschuldigde is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.8 De kosten van de gelegde beslagen zijn gemaakt conform de daarvoor geldende BTAG tarieven. Klager had de kosten kunnen voorkomen door vrijwillig tot betaling over te gaan van het gevorderde bedrag na ontvangst van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 20 maart 2015.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Allereerst heeft de voorzitter in zijn beslissing de naam en de woonplaats onjuist gespeld en vermeld (D.P. in plaats van D.B. en Montfoort in plaats van Den Haag). Voorts is de klacht onvoldoende aandachtig beoordeeld en zijn feiten onjuist vermeld.     

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Wel is door de voorzitter de naam van klager onjuist gespeld omdat een verkeerde voorletter is vermeld en is de woonplaats onjuist weergegeven. In de aanvang van deze beslissing zijn die omissies hersteld.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.