ECLI:NL:TGDKG:2016:122 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 359.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:122
Datum uitspraak: 01-11-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 359.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 1 november 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 22 maart 2016 met zaaknummer 429.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 359.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Hilversum,

klager,

tegen:

[   ]

gerechtsdeurwaarder te ,

[    ]

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 24 maart 2016 aan klager toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 6 april 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 september 2016. Klager, gerechtsdeurwaarder sub 1 en de gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 november 2016.  

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 9 april 2007, 11 augustus 2008, 9 augustus 2010 en 10 oktober 2011 zijn dwangbevelen uitgevaardigd ten laste van klager. De dwangbevelen zijn op respectievelijk 23 april 2007, 18 augustus 2008, 23 augustus 2010 en 31 maart 2014 door of namens gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager betekend.

-           Op 26 april 2011 is ten laste van klager een verstekvonnis gewezen.

-           Op 10 mei 2011 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het verstekvonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Klager stond vanaf 5 september 2011 tot begin 2014 niet meer met een bekende woon- of verblijfplaats ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft klager op 6 augustus 2012 gesommeerd de vordering waarvoor vonnis is verkregen te voldoen.

-           Op 9 augustus 2012 is tussen klager en gerechtsdeurwaarder sub 1 een betalingsregeling overeengekomen ter hoogte van € 200,00 per maand.

-           Op 12 maart 2014 is door gerechtsdeurwaarder sub 2 beslag gelegd onder de werkgever van klager.

-           In september 2014 zijn er tussen gerechtsdeurwaarder sub 1 en klager e-mailwisselingen geweest omtrent bepaalde posten van de vordering.

-           Klager heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op 19 april 2015 verzocht om opheldering van bepaalde bedragen.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft klager op 21 april 2015 een overzicht van de vordering doen toekomen, met daarbij een uitleg.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a:         gerechtsdeurwaarder sub 1 na herhaaldelijk verzoek geen overzicht heeft verstrekt van de vordering;

b:         de vordering die gerechtsdeurwaarder sub 1 tracht te incasseren niet klopt;

c:         hij geen dagvaarding of vonnis heeft ontvangen, nu hij zijn woning op 31 maart 2011 zou hebben verlaten;

d:         de ingestelde vordering en het vonnis van 26 april 2011 niet klopt;

e:         er bij de berekening van de vordering te hoge kosten in rekening zijn gebracht welke niet correct zijn;

f:         er rente wordt berekend terwijl er wordt afgelost;

g:         de bijgekomen kosten na de betalingsregeling in mindering dienen te worden gebracht;

h:         gerechtsdeurwaarder sub 2 geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om een verklaring van de hoofdsom en overige kosten;

i:          gerechtsdeurwaarder sub 2 ten onrechte extra kosten in rekening heeft gebracht door de vier vorderingen niet samen te voegen in één dossier;

j:          gerechtsdeurwaarder sub 2 ambtshandelingen niet zou hebben gecombineerd;

k:         de kosten worden verhoogd door gerechtsdeurwaarder sub 2 terwijl hij bezig is met aflossen;

l:          er ten onrechte verdeelkosten in rekening worden gebracht door gerechtsdeurwaarder sub 2;

m:        er ten onrechte door gerechtsdeurwaarder sub 2 rente in rekening wordt gebracht.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is en heeft daartoe het volgende overwogen.

5.2. Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat uit de producties is gebleken dat er voor de vordering reeds in augustus 2012 een betalingsregeling tot stand is gekomen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft gesteld dat deze betalingsregeling tot stand is gekomen na uitleg over de opbouw van de vordering. Nadat klager op 19 april 2015 een schriftelijk verzoek heeft gedaan om uitleg, heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 hem op 21 april 2015 een volledige uitleg doen toekomen. Niet gebleken is dat klager (voor of na de totstandkoming van de betalingsregeling) eerder heeft verzocht om een uitleg over de vordering. Klager heeft zijn stellingen niet nader onderbouwd. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft aangevoerd dat er altijd zo spoedig mogelijk antwoord wordt gegeven op vragen. De reactie van gerechtsdeurwaarder sub 1 op het verzoek van klager is gegeven binnen een redelijke termijn, zodat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake is.

5.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat de bedragen in de overzichten qua hoogte kunnen verschillen. Dit heeft onder andere te maken met de berekening van de wettelijke rente over de hoofdsom. De door gerechtsdeurwaarder sub 1 in rekening gebrachte kosten zijn conform de daarvoor geldende regelingen berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan gerechtsdeurwaarder sub 1 geen verwijt worden gemaakt. Indien klager bezwaren heeft tegen de inhoud van het vonnis waar de vordering ten laste van hem is toegewezen, kunnen deze bezwaren op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld.

5.4. Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat gerechtsdeurwaarder sub 1 dit standpunt van klager uitdrukkelijk betwist, onder overlegging van een uittreksel GBA waaruit volgt dat klager op het moment van betekening van zowel de dagvaarding als het vonnis stond ingeschreven op het betekeningsadres. Verder heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 aangevoerd dat hij nooit een opzegging van de huur heeft ontvangen van klager noch dat hij de sleutels van zijn vorige woning heeft ingeleverd. Mocht klager zijn verhuisd, dan lag het op zijn weg om zich op het nieuwe adres in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie. Dit heeft klager nagelaten. Daarom kan gerechtsdeurwaarder sub 1 niet worden verweten dat klager de dagvaarding dan wel het vonnis niet zou hebben ontvangen, nu rechtsgeldig betekend is op het inschrijvingsadres van klager. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient dit klachtonderdeel als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.5. Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat de bezwaren van klager tegen de inhoud van het vonnis niet kunnen leiden tot het oordeel dat de executerende gerechtsdeurwaarder klachtwaardig heeft gehandeld. Klager is met gerechtsdeurwaarder sub 1 een betalingsregeling overeengekomen ter aflossing van de vordering. Indien klager het niet eens was met de vordering, had hij dat kenbaar moeten maken voor of op de datum van de behandeling van de zaak ter zitting. Klager is echter niet in de procedure verschenen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 kan dan geen verwijt worden gemaakt indien hij de vordering tracht te incasseren.

5.6. Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat de door gerechtsdeurwaarder sub 1 in rekening gebrachte kosten conform de daarvoor geldende regelingen zijn berekend. Van het feit dat de kosten zijn opgelopen kan gerechtsdeurwaarder sub 1 geen verwijt worden gemaakt. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft klager hierover op 21 april 2015 een uitgebreide uitleg doen toekomen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.7. Met betrekking tot klachtonderdeel f overweegt de voorzitter dat anders dan klager als standpunt heeft ingenomen, wel degelijk (wettelijke) rente mag worden berekend over de hoofdsom, ook wanneer er afgelost wordt. De verschuldigdheid van wettelijke rente is pas voorbij indien de vordering in het geheel betaald is. De gerechtsdeurwaarder dient wel rekening te houden met door klager verrichte betalingen bij de berekening van de rente. Uit de producties is niet af te leiden dat gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft nagelaten dit te doen.

5.8. Met betrekking tot klachtonderdeel g overweegt de voorzitter dat gerechtsdeurwaarder sub 1 klager - nadat de betalingsregeling niet correct werd nagekomen, en, afgezien van de bijkomende rente - geen onterechte extra kosten in rekening heeft gebracht. Wel zijn de kosten van gelegd derdenbeslag in rekening gebracht, als gevolg van het niet nakomen van de betalingsregeling. Voor wat betreft de nakosten wordt nog het volgende overwogen. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat de partij die beschikt over een vonnis waarin ten laste van zijn wederpartij een kostenveroordeling is uitgesproken, uit hoofde van dat vonnis beslag kan leggen voor nakosten. Enkel wanneer bij de executie over de hoogte van de nakosten een geschil ontstaat, dienen de nakosten door de rechter te worden begroot. Hieruit volgt dat in beginsel de executie kan worden aangevangen zonder dat de nakosten, bij voorbaat in het vonnis of nadien bij bevelschrift, door de rechter zijn begroot. Nu gerechtsdeurwaarder sub 1 beschikt over het verstekvonnis van 26 april 2011, waarin klager is veroordeeld in de proceskosten, is hij terecht overgegaan tot het in rekening brengen van de nakosten. Derhalve kan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld.

5.9. Met betrekking tot klachtonderdeel h overweegt de voorzitter dat gerechtsdeurwaarder sub 2 het standpunt van klager uitdrukkelijk betwist heeft. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat er diverse dwangbevelen betekend zijn aan klager, waardoor hij op de hoogte was of had kunnen zijn van de vordering. Daarnaast heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 - onder verwijzing naar producties - klager diverse malen overzichten doen toekomen met uitleg over de grondslag daarvan. Klager heeft zijn standpunt niet nader onderbouwd en niet aannemelijk is dat klager zijn standpunt nader zal kunnen onderbouwen. Daarom kan niet worden geoordeeld dat van klachtwaardig handelen sprake is geweest.

5.10. Met betrekking tot klachtonderdeel i overweegt de voorzitter dat is gebleken dat de vorderingen ten laste van klager voortvloeien uit vier verschillende dwangbevelen, welke dateren van verschillende data met ruime tijdspannen (lees: telkens tenminste een jaar) daartussen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 voert aan dat samenvoeging een complexe en foutgevoelige bezigheid is. Dat is de reden dat de afzonderlijke vorderingen ook afzonderlijk geadministreerd worden. Dat onnodig kosten zijn gemaakt is niet gebleken. Derhalve kan op dit klachtonderdeel geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen worden vastgesteld.

5.11. Met betrekking tot klachtonderdeel j overweegt de voorzitter dat gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat wel degelijk daar waar mogelijk executiemaatregelen worden getroffen voor meerdere dossiers tegelijk. Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat het standpunt van gerechtsdeurwaarder sub 2 wordt onderschreven. De keer dat het combineren van ambtshandelingen abusievelijk niet heeft plaatsgevonden heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 dit gecorrigeerd door nog de betekening van het dwangbevel ten laste van klager op te schorten tot het moment dat hij een vaste woon- of verblijfplaats had, waardoor enkele honderden euro’s is bespaard. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.12. Met betrekking tot klachtonderdeel k overweegt de voorzitter dat niet ter discussie staat dat klager meerdere overeengekomen betalingsregelingen niet is nagekomen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 is pas overgegaan tot het treffen van executiemaatregelen op het moment dat klager geen gehoor gaf aan het bevel om aan de dwangbevelen te voldoen dan wel op het moment dat klager een betalingsregeling niet na kwam. Uit de producties is niet naar voren gekomen dat de kosten gedurende het beslag onterecht zijn verhoogd. De enkele niet nader door klager onderbouwde stellingen zijn onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen van gerechtsdeurwaarder sub 2 vast te stellen.

5.13. Met betrekking tot klachtonderdeel l overweegt de voorzitter dat gerechtsdeurwaarder sub 2 op grond van de wet verdeelkosten bij klager in rekening mag brengen, nu hij als eerst executoriaal beslagleggende gerechtsdeurwaarder optreedt. Gelet op de producties heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 klager voldoende in de gelegenheid gesteld om de vordering minnelijk te voldoen alvorens beslag te leggen. De door gerechtsdeurwaarder sub 2 in rekening gebrachte kosten zijn conform de daarvoor geldende regelingen berekend.

5.14. Met betrekking tot klachtonderdeel m verwijst  de voorzitter naar hetgeen terzake klachtonderdeel f is overwogen.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter, omdat deze zijn beslissing – verkort samengevat – onvoldoende heeft gemotiveerd.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben verwezen naar hun verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1       Anders dan klager stelt, is de beslissing van de voorzitter, zoals hiervoor weergegeven, juist uitgebreid gemotiveerd. Nu verder het onderzoek in verzet  niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, zal het verzet ongegrond worden verklaard.  

9.2       Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.