ECLI:NL:TGDKG:2016:113 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 205.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:113
Datum uitspraak: 06-09-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 205.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 6 september 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 26 januari 2016 met nummer 234.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 205.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 3 februari 2016 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift ingekomen op 17 februari 2016, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016. Klaagster is verschenen (vergezeld door haar echtgenoot). De gerechtsdeurwaarder heeft per e-mail van 26 juli 2016 laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Hij heeft voorts verwezen naar zijn eerdere verweer tegen de klacht. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 6 september 2016.  

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           In de loop van de maand juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen om een vordering ten laste van klaagster te incasseren.

-           Bij brief van 13 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster tot betaling gesommeerd. Klaagster heeft bij brief van 16 juni 2014 op dit schrijven gereageerd en medegedeeld dat de onderhavige zaak was voorgelegd aan de Geschillencommissie Energie. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder, in overleg met zijn opdrachtgever, de zaak aangehouden.

-           Op 18 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder van zijn opdrachtgever het bindend advies van de Geschillencommissie Energie ontvangen. Daarin was vastgelegd de schikking die partijen in die procedure hadden bereikt, welke inhield dat klaagster in totaal € 3.750,00 diende te voldoen. Klaagster had tot uiterlijk 5 oktober 2014 de tijd om daaraan te voldoen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 15 oktober 2014 tot betaling aangemaand. Deze aanmaning werd door klaagster geretourneerd met de mededeling dat het genoemde bedrag niet correct was, omdat zij een bedrag van € 2.156,37 rechtstreeks aan de opdrachtgever had voldaan.

-           Bij brief van 21 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat er nog een bedrag van € 1.583,83 door haar diende te worden voldaan.

-           Bij brief van 24 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder nogmaals opgave gedaan van het per 24 oktober 2014 verschuldigde bedrag, waarbij tevens een financieel overzicht van de opdrachtgever was gevoegd.

-           Op 2 november 2014 voldeed klaagster € 843,63.

-           Bij brief van 12 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat zij nog niet (geheel) aan haar betalingsverplichting had voldaan.

-           Bij brief van 27 november 2014 heeft klaagster aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij geen schuld bij diens opdrachtgever heeft.

-           Bij brief van 27 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster tot betaling van het verschuldigde bedrag (op dat moment enkel nog rente en kosten) gesommeerd.

-           Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben nadien nog veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een bedrag van € 747,37 van haar tracht te incasseren.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe het volgende overwogen. De onderhavige klacht heeft betrekking op een geschil omtrent de verschuldigdheid van rente en incassokosten. De Kamer is niet bevoegd om zich over een dergelijk geschil uit te laten. Klaagster zou dit geschil voor kunnen leggen aan de gewone rechter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beslissing van de voorzitter.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.  

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter. Klaagster miskent dat er aan het bij de Geschillencommissie overeengekomen kwijtingsbedrag een uiterste betaaltermijn was verbonden. Klaagster heeft niet het gehele kwijtingsbedrag binnen deze termijn voldaan, waardoor de schikking in beginsel is komen te vervallen. Of de gerechtsdeurwaarder daarna terecht rente in incassokosten in rekening heeft gebracht is, zoals de voorzitter terecht heeft overwogen, niet ter beoordeling aan de tuchtrechter.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.