ECLI:NL:TGDKG:2016:11 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet500.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-01-2016 |
Datum publicatie: | 11-03-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet500.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 26 januari 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 12 mei 2015 met zaaknummer 797.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 500.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
voormalig toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 22 oktober 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [ ], gerechtsdeurwaarder te [ ]. De Kamer heeft de klacht aanvankelijk opgevat als te zijn gericht tegen deze gerechtsdeurwaarder en heeft deze gerechtsdeurwaarder om commentaar gevraagd. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 november 2014, heeft [ ] namens deze gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Daarbij is aangevoerd dat de ontruiming waarover wordt geklaagd indertijd is uitgevoerd door [ ] die op dat moment aan gerechtsdeurwaarder van [ ] was toegevoegd. [ ] is al geruime tijd niet meer voor het kantoor werkzaam zodat het gerechtsdeurwaarder [ ] niet vrij staat om namens hem als gemachtigde op te treden. Vervolgens heeft de Kamer gerechtsdeurwaarder [ ] om een reactie gevraagd. Deze heeft bij brief van 3 april 2015 gereageerd. Uit die reactie blijkt dat de klacht hem betreft. Hij wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Bij beslissing van 12 mei 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 26 mei 2015. Bij e-mail, ingekomen op 9 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2015 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 26 januari 2016.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
De gerechtsdeurwaarder is in de periode van 1 februari 2012 tot en met 31 januari 2014 aan het kantoor van gerechtsdeurwaarder [ ] verbonden geweest, toegevoegd aan gerechtsdeurwaarder [ ] te [ ]. Op 8 februari 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de woning van klager ontruimd.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze de woning heeft ontruimd, terwijl hij op de dag van de ontruiming omstreeks 08.00 uur in de ochtend het verschuldigde bedrag alsnog op de ING rekening van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft overgemaakt. Op die dag was er bij ING een van de grootste storingen in het betaalverkeer ooit. Als gevolg van deze storing heeft het wat langer geduurd, voordat het geld was overgeboekt. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder hem toegezegd dat als het geld in de loop van de dag nog ontvangen zou worden, de ontruiming niet zou doorgaan. Ondanks zijn toezeggingen, die hij meermaals heeft herhaald, in het bijzijn van vele getuigen, is hij omstreeks 12.30 uur met de ontruiming begonnen. Klager stelt dat hij door toedoen van deze ontruiming grote schade heeft geleden, die voor vergoeding in aanmerking komt.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
‘4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 Daarvan is geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Tegenover dat verweer, waarbij de gerechtsdeurwaarder de gang van zaken en zijn handelwijze duidelijk heeft toegelicht, zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Partijen hebben op verschillende punten feitelijke stellingen ingenomen die haaks op elkaar staan. In de onderhavige procedure kan niet worden vastgesteld welk standpunt juist is. Daarvoor zou bewijslevering noodzakelijk zijn, waarvoor deze procedure zich niet leent. Dat beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld is dan ook niet gebleken. De omstandigheid dat de betaling van het bedrag op 8 februari langer op zich heeft laten wachten door een storing bij de bank komt voor rekening van klager. Bovendien was een betaling op die datum blijkens de eerder gedane mededeling al te laat om de ontruiming nog tegen te houden. Het dan ook is niet tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder op betaling van de reeds gemaakte kosten aanspraak heeft gemaakt.
4.3 De onderhavige procedure leent zich niet voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.’
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt onjuist is. Daarnaast stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder volledig verantwoordelijk dient te worden gehouden voor alle schade die door de ontruiming is ontstaan.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder klager voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het verschuldigde bedrag minimaal een dag voor de ontruiming moest zijn overgemaakt en dat hij klager op de dag van de ontruiming enige tijd respijt heeft gegeven om alsnog het verschuldigde bedrag over te maken. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.