ECLI:NL:TGDKG:2016:109 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 505.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:109
Datum uitspraak: 06-09-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 505.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gelet op de omstandigheden wel een onverwijlde aanpassing van de beslagvrije voet. Klacht is daarom ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 6 september 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 505.2015 van:

[   ]

wonende te  Amsterdam,

klager,

gemachtigde: [   ],

advocaat gevestigd te Amsterdam,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen (de organisatie van de) gerechtsdeurwaarder, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehechte brief met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016 in aanwezigheid van klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 6 september 2016.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder heeft op 11 juli 2012 ten laste van klager beslag gelegd onder diens werkgever. De gerechtsdeurwaarder heeft genoegen genomen met de door de toenmalige eerste beslaglegger toegepaste beslagvrije voet van € 1.232,89 per maand. In maart 2015, nadat de gerechtsdeurwaarder eerste beslaglegger was geworden, is de gerechtsdeurwaarder uitgegaan van de laagst mogelijke beslagvrije voet.

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zonder enige aankondiging vooraf in maart 2015 een andere beslagvrije voet is gaan toepassen. Ondanks aanmaning en vanaf eind maart 2015 en dreiging met een kort geding, is pas op 3 juni 2015 door de gerechtsdeurwaarder gereageerd en is op 5 juni 2015 overeenstemming bereikt over de hoogte van de beslagvrije voet en een restitutie.

Volgens klager was hij genoodzaakt om zijn gemachtigde in de arm te nemen. Pas na actie van diens kant kwam de gerechtsdeurwaarder in beweging. Daarom is de gerechtsdeurwaarder de kosten verschuldigd van het eigen risico voor rechtsbijstand, een bedrag van € 461,00. Ten onrechte weigert de gerechtsdeurwaarder dat bedrag te vergoeden.

In 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder ook vexatoir beslag gelegd, kosten in rekening gebracht en geweigerd om een regeling te treffen. Er zijn toen kosten in rekening gebracht voor handelingen die niet hadden plaatsgevonden.

Daarnaast is onrechtmatig beslag gelegd op de zorgtoeslag, welk beslag is aangewend om de eigen kosten te voldoen. Als gevolg hiervan is klager extra in de problemen gekomen en betaalt hij thans een bestuurlijke boete aan het Zorginstituut Nederland.

Bovenal is niet voldaan aan de toezegging op 5 juni 2015 om te veel ingehouden bedragen terug te betalen . O p 11 juni 2015 , voorafgaand aan de indiening van de klacht, is de restitutie nog niet ontvangen.

4 . Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Pas vanaf april 2015 heeft klager verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet en op 22 mei 2015 zijn uiteindelijke alle nodige gegevens verstrekt. Op 11 juni 2015 is het te restitueren bedrag overgemaakt op de bankrekening van de gemachtigde.

Klager heeft niet onderbouwd waarom het in 2012 op zijn salaris en het in 2013 op zijn zorgtoeslag gelegde beslag vexatoir zou zijn geweest.

Er is geen aanleiding voor een vergoeding van juridische kosten aan klager, reeds omdat hij zelf ook had kunnen vragen om aanpassing van de beslagvrije voet.

5. Beoordeling van de klacht

5 .1  Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Daarvan is naar het oordeel van de Kamer geen sprake. De gerechtsdeurwaarder heeft aanvankelijk genoegen genomen met de inhoudingen op het salaris van klager op basis van de door de toenmalige eerste beslaglegger vastgestelde beslagvrije voet. Door de inlossing van twee andere schulden werd de gerechtsdeurwaarder in maart 2015 zelf eerste beslaglegger en diende hij de beslagvrije voet vast te stellen. Daarbij is het – gezien het ontbreken van verdere informatie – niet onbegrijpelijk dat hij aanvankelijk een beslagvrije voet heeft gehanteerd waarbij geen rekening werd gehouden met verhogingen op grond van art. 475d lid 4 Rv.

Wel had het de gerechtsdeurwaarder gesierd als hij, nadat hij in maart 2015 eerste beslaglegger was geworden en de beslagvrije voet moest vaststellen, klager dan wel diens gemachtigde had aangeschreven om mededeling te doen van zijn voornemen met betrekking tot de toe te passen beslagvrije voet. Niet weersproken is dat, zo is ter zitting gebleken, de gerechtsdeurwaarder alle benodigde stukken voor de aanpassing van de beslagvrije voet pas op 22 mei 2015 van de schuldhulpverlener van de gemeente heeft gekregen, nadat klager aanvankelijk niet alle gegevens had overgelegd. Op 5 juni 2015 is de beslagvrije voet vervolgens aangepast en 5 dagen daarna heeft de restitutie plaatsgevonden. De Kamer beschouwt dat onder deze omstandigheden als een onverwijlde aanpassing van de beslagvrije voet. De Kamer acht de klacht daarom ongegrond.

5.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.