ECLI:NL:TGDKG:2016:107 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 317.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:107
Datum uitspraak: 27-09-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 317.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken.

Beslissing van 27 september 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 8 maart 2016 met nummer 970.2015 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 317.2016 ingesteld door:

[   ],

wonende te Schijndel,

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 3 maart 2016 aan klager toegezonden. Omdat het nieuwe adres van klager per abuis niet was verwerkt is de beslissing nogmaals bij e-mail van 11 maart 2016 aan klager verzonden. Bij verzetschrift ingekomen op 24 maart 2016, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 juni 2016, alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 27 september 2016.  

2. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is door een vereniging van eigenaren (de opdrachtgever) ingeschakeld om een vordering op klager te incasseren.

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 30 september 2014 tot betaling aangemaand. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de vordering welk bezwaar de gerechtsdeurwaarder heeft voorgelegd aan zijn opdrachtgever.

c)      Bij brieven van 20 en 25 november 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever op de hoogte gesteld van bij hem gerezen vragen over de vordering en zijn voornemen een inhoudelijke sommatie aan klager te versturen.

d)      Bij email van 25 november 2015 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat als klager niet zou betalen klager gedagvaard moest worden.

e)      Bij brieven van 13 januari 2015 en 10 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever op de hoogte gesteld van de risico’s  van de vordering.

f)        De opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder op 10 maart 20165 opdracht gegeven de procedure voort te zetten.

g)      Bij exploot van 9 april 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard te verschijnen de rechtbank Oost-Brabant.

h)      Bij vonnis van 23 juli 2015 heeft de rechtbank de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze zijn machtspositie heeft misbruikt door een vordering in behandeling te nemen en een opdracht om klager te dagvaarden heeft aanvaard van een derde die niet bevoegd was om uit naam van de vereniging van eigenaren  hem in te schakelen. Van de aanvang af heeft klager de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat het instellen van de vordering niet mogelijk was zonder goedkeuring van de vereniging van eigenaren. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder klager gedagvaard. Klager is door de rechtbank in het gelijk gesteld . Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder ernstige fouten heeft gemaakt  en misbruik heeft gemaakt van zijn positie door klager te dagvaarden. Klager is daardoor persoonlijk en financieel beschadigd en op kosten gejaagd. Klager vraagt zich af wat hieraan kan worden gedaan om te voorkomen dat de gerechtsdeurwaarder opnieuw dergelijke vorderingen gaat incasseren en daarmee het rechtssysteem onnodig gaat belasten.

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft het volgende overwogen. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers daarvan kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

5.2 De klacht is gericht tegen het in behandeling nemen van een opdracht en het uitbrengen van een dagvaarding die is uitgebracht door een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die is toegevoegd aan de in de aanhef van de beschikking vermelde gerechtsdeurwaarder, zodat deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde wordt aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Vaste rechtspraak van de Kamer is dat bij een opdracht tot incasso van een vordering als de onderhavige tot uitgangspunt dient dat de gerechtsdeurwaarder mag afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Indien aan een gerechtsdeurwaarder een vordering ter incasso wordt voorgelegd en een debiteur daartegen bezwaren maakt, dient de gerechtsdeurwaarder die bezwaren te bespreken met zijn opdrachtgever. Indien de opdrachtgever zich vervolgens op het standpunt stelt dat de vordering juist is, en dat de debiteur dient te worden gedagvaard mag de gerechtsdeurwaarder de behandeling voortzetten.

5.4 Deze lijn is door de gerechtsdeurwaarder gevolgd. De gerechtsdeurwaarder heeft de bezwaren van klager aan zijn opdrachtgever voorgelegd. Daarnaast heeft hij zijn opdrachtgever meerdere malen gewezen op het feit dat de VVE niet conform de statuten heeft gehandeld en er daardoor problemen konden ontstaan indien de zaak aan de rechter werd voorgelegd. Desondanks heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven de procedure voort te zetten door het uitbrengen van een dagvaarding. Dat betreft een in de Gerechtsdeurwaarderswet genoemde ambtshandeling waartoe de gerechtsdeurwaarder op grond van zijn ministerieplicht gehouden is die uit te voeren.

5.5 De gerechtsdeurwaarder heeft niet tot taak om te beoordelen of de opdrachtgever wel in de vordering kan worden ontvangen en ook niet om te beoordelen of de vordering die het ter incasso wordt aangeboden, gegrond is. Die taak is, indien het tot een gerechtelijke procedure komt, voorbehouden aan de rechter die over de vordering en de verweren daartegen moet beslissen. De rechter heeft de opdrachtgever niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat het besluit om de gerechtsdeurwaarder in te schakelen niet door de Vve is genomen. Aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering is de rechter niet toegekomen. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht tot dagvaarden niet behoeven aan te nemen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.