ECLI:NL:TDIVTC:2016:8 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2015/38

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2016:8
Datum uitspraak: 28-01-2016
Datum publicatie: 05-02-2016
Zaaknummer(s): 2015/38
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dienstdoend dierenarts verschijnt niet op het weekendspreekuur en kan die zaterdagochtend ook telefonisch niet worden bereikt, waardoor klaagster met haar zieke kat naar een andere praktijk heeft moeten uitwijken. Gegrond, waarschuwing.

X,                     klaagster,    

tegen

Y,                     beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift en het verweerschrift. Klaagster heeft afgezien van het indienen van een akte van repliek, waarna de schriftelijke fase van de procedure is gesloten. Beide partijen hebben desgevraagd ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak. De klacht is door het college in raadkamer besproken, waarna de uitspraakdatum is bepaald op heden.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, zakelijk weergegeven, dat hij als dienstdoende dierenarts op zaterdagochtend 9 mei 2015 niet is verschenen op het spreekuur en die ochtend ook telefonisch niet kon worden bereikt, waardoor klaagster met haar ernstig zieke kat naar een andere dienstdoende praktijk heeft moeten uitwijken.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klaagster, een Ragdoll kater met de A.

3.2. Op zaterdagochtend 9 mei 2015 signaleerde klaagster dat de kat erg kortademig en sloom was en niet wilde eten en drinken. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk waar beklaagde werkzaam is en vernam via het antwoordapparaat dat er die ochtend om 11:00 uur een spreekuur zou worden gehouden op de praktijk. Verder werd op het antwoordapparaat aangegeven dat er voor spoedgevallen telefonisch contact kon worden opgenomen met een mobiel telefoonnummer, dat naar is gebleken aan beklaagde als dienstdoend dierenarts behoorde. Op basis van deze informatie is klaagster met de kat naar de kliniek gereden, alwaar zij iets na 11:00 uur arriveerde.

3.3. Aangekomen bij de kliniek, constateerde klaagster dat deze gesloten was, dat de dienstdoende dierenarts, zijnde beklaagde, niet aanwezig was en dat er buiten ook een andere eigenaar met zijn dier stond te wachten. Na enige tijd te hebben afgewacht, heeft klaagster het mobiele telefoonnummer van beklaagde gebeld, maar kreeg zij de melding dat het toestel niet bereikbaar was.

3.4. Omdat klaagster al wachtende voor de praktijk constateerde dat de gezondheidstoestand van de kat verslechterde en het onduidelijk was of er nog een dierenarts zou komen, heeft zij  zich met de kat tot een andere dienstdoende (spoed)kliniek gewend. Aldaar heeft de kat per injectie vochtafdrijvende medicatie toegediend gekregen en is het dier in een zuurstofkooi geplaatst. Toen de conditie van de kat ondanks de ingestelde behandeling ook na ongeveer een uur niet bleek te verbeteren, heeft de behandelend dierenarts klaagster geadviseerd om met de kat naar een andere kliniek met meer faciliteiten (onder andere een grotere zuurstofkooi en röntgenapparatuur) te gaan. Tijdens de autorit naar deze (derde) kliniek is de kat overleden.

3.5. Beklaagde heeft gesteld dat hij die ochtend omstreeks 11:45 uur een aantal gemiste oproepen en voicemailberichten op zijn mobiele telefoon zag staan en dat hij zich eerst toen realiseerde dat hij die dag dienst had en op het spreekuur had moeten zijn. Naar beklaagde heeft gesteld heeft hij direct telefonisch contact opgenomen met de diereigenaren die hem die ochtend met nummerherkenning hadden gebeld, waarbij hij zijn excuses heeft aangeboden voor zijn afwezigheid en heeft aangegeven dat men die dag op een later tijdstip alsnog op de praktijk terecht kon. Beklaagde stelt dat hij geen contact heeft kunnen opnemen met diegenen die hem die ochtend zonder nummerherkenning of met een geblokkeerd telefoonnummer hadden gebeld, onder wie klaagster.

3.6. Diezelfde avond heeft de echtgenoot van klaagster telefonisch contact opgenomen met beklaagde over hetgeen er die dag was voorgevallen, waarna beklaagde zijn excuses heeft aangeboden voor de gang van zaken. Gebleken is dat er nadien nog een aantal keer contact tussen partijen is geweest.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft in zijn verweerschrift de door klaagster geschetste gang van zaken met betrekking tot zijn afwezigheid die bewuste ochtend erkenden daarover nadere uitleg c.q. een toelichting gegeven.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde in de onderhavige kwestie heeft gehandeld als van een zorgvuldig handelend dierenarts mag worden verwacht.

5.2. De zaak is in zoverre eenvoudig dat er tussen partijen geen discussie is over de feiten. Beklaagde heeft erkend dat hij als dienstdoend en mitsdien verantwoordelijk dierenarts onjuist heeft gehandeld doordat hij niet is verschenen op het bedoelde spreekuur en op dat moment ook niet telefonisch kon worden bereikt. Gebleken is dat beklaagde hiervoor meermaals zijn excuses aan klaagster en overige betrokkenen heeft aangeboden. De op zichzelf correcte en nette wijze waarop beklaagde achteraf op het incident heeft gereageerd en zijn uitleg dat er sprake is geweest van een interne miscommunicatie binnen de praktijk ten gevolge van een onrustige periode met wisselende roosters en uitval van collega’s, doen er echter niet aan af dat mag worden verwacht dat er bij het overnemen van een dienst gewaarborgd c.q. gegarandeerd is dat diereigenaren die met spoed hulp inroepen met betrekking tot hun dier, ook daadwerkelijk (telefonisch of op de praktijk) bij de dienstdoende dierenarts terecht kunnen. Dit is hier niet het geval geweest. Wat hier ook de oorzaak van is geweest, feit blijft dat de gang van zaken niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening kan worden geoordeeld en dat zulks beklaagde kan worden aangerekend. De klacht is mitsdien gegrond. Het college acht een waarschuwing een passende maatregel.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Lee, plv. secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2016 door mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Lee, plv. secretaris.