ECLI:NL:TDIVTC:2016:57 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2015/94

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2016:57
Datum uitspraak: 27-10-2016
Datum publicatie: 18-11-2016
Zaaknummer(s): 2015/94
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Dierenarts w ordt verweten veterinair nalatig te hebben gehandeld met betrekking tot een blaasoperatie bij een (vrouwelijke) kat. Gegrond, waarschuwing.

X,            klager,    

tegen

Y,            beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2016.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten veterinair nalatig te hebben gehandeld met betrekking tot een blaasoperatie bij de kat van klager.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klager, een Europese Korthaar geslacht vrouwelijk, geboren op 31 mei 2012.

3.2. Op 20 juli 2015 heeft klager beklaagde geconsulteerd omdat de kat urine met daarin bloed plaste.  Een collega dierenarts van beklaagde heeft in dat kader een antibioticumkuur en een pijnstillende medicatie voorgeschreven. Er werd een controle consult afgesproken voor 10 dagen later en geadviseerd om alsdan urine in te leveren voor nader onderzoek.

3.3. Op 30 juli 2015 heeft een afgesproken urineonderzoek plaatsgevonden. Daaruit bleek dat er veel rode bloedcellen in de urine van de kat aanwezig waren. Omdat er werd gedacht aan blaassteentjes, is geadviseerd om een röntgenfoto en eventueel een echo van de blaas / nieren te maken. Hiernaast werd de reeds ingestelde antibioticumkuur verlengd.

3.4. Blijkens de patiëntenkaart heeft een collega van beklaagde op 18 augustus 2015 een röntgenfoto gemaakt, waarop meerdere steentjes in de blaas te zien waren en is in overleg met klager besloten om de steentjes operatief te verwijderen.

3.5. Op 21 augustus 2015 is de operatie door beklaagde uitgevoerd. Blijkens de patiëntenkaart bleek dat er ook in de urethra kleine steentjes aanwezig waren. Beklaagde heeft met een blaaskatheter de blaas gespoeld en daarbij ook geprobeerd de in de urethra aanwezige steentjes vanuit de blaas te verwijderen. Die steentjes leken echter vast te zitten en de katheter vanuit de blaas schoof ook niet op door de urethra naar buiten.

3.6. Beklaagde heeft aangegeven dat er bij de laatste keer spoelen veel minder spoelvocht uit de vagina kwam dan verwacht. Er was blijkens de patiëntenkaart op de na de ingreep gemaakte röntgenfoto overigens geen vocht of urine in de buikholte te zien; wel leek op of naast de blaas, onder het vetweefsel, enig  vocht aanwezig. Er heeft telefonisch contact met klager plaatsgevonden, waarbij van de zijde van beklaagde is aangegeven dat het verwijderen van de steentjes uit de blaas goed was verlopen, maar dat er in de urethra mogelijk nog een steentje vast zat of sprake kon zijn van een lekkage. Om die reden en om te bezien of de kat zelfstandig kon plassen, is het dier die dag op de kliniek langer in opname gehouden. Later op de dag is de kat aan klager mee naar huis gegeven, met de instructie om in de thuissituatie te controleren of het dier zelfstandig kon plassen en om bij twijfel direct weer contact op te nemen.

3.7. De volgende ochtend, op 22 augustus 2015, bleek de kat niet te hebben geplast en niet te hebben gegeten. Klager is die ochtend op consult bij de praktijk geweest, waarbij een collega van beklaagde de kat heeft onderzocht. Bij palpatie bleek de buik gevoelig ter hoogte van de blaas. Er is door deze collega een buikpunctie verricht, waaruit op dat moment geen afwijkingen naar voren kwamen. De kat is aan klager mee naar huis gegeven maar diezelfde avond, omstreeks 21:00 uur, wederom op de praktijk onderzocht omdat  ze nog steeds niet plaste, sloom was en gebraakt had.  Een buikpunctie leverde ditmaal 0,1 mm hemorragisch vocht op. Er is bloedonderzoek uitgevoerd waaruit verhoogde nierwaarden bleken en er werd gedacht aan een lekkage in de urethra. De kat is opgenomen en aan een infuus met fysiologisch zout gelegd. Er is geadviseerd om de kat de volgende dag door te sturen naar een gespecialiseerde kliniek, indien het dier dan nog steeds niet geplast had of er sprake zou zijn van urine in de buik.

3.8. De volgende dag, op 23 augustus 2015, is de kat naar een gespecialiseerde kliniek over gebracht, vanwege urine in de vrije buikholte. Aldaar heeft klinisch onderzoek plaatsgevonden, zijn er bloedonderzoeken uitgevoerd en zijn er röntgenfoto’s van de blaas gemaakt. Uit de bloedonderzoeken bleek dat de nierwaarden verhoogd waren en dat er sprake was van te weinig rode bloedcellen. Op de röntgenfoto’s was te zien dat er een lekkage in de urethra zat en dat er nog een steentje in de blaas zat. De kat heeft een urinekatheter gekregen, waarna de nierwaarden naar normale waarden daalden. Er is besloten om de geconstateerde scheur in de urethra met gebruikmaking van de katheter te laten genezen en er is medicatie voorgeschreven, waarna er voor is gekozen om herstel in de thuissituatie te laten plaatsvinden. De kat is op 28 augustus 2015 uit deze kliniek ontslagen en aan klager is het advies gegeven om 14  dagen nadien voor controle en het maken van een röntgenfoto langs te komen.

3.9. Op 2 september 2015 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager en de praktijk van beklaagde, waarbij de uitslag van een onderzoek naar de samenstelling van de blaassteentjes is doorgegeven (calciumoxalaat) en is geadviseerd om de kat speciaal voer te geven. Omdat uit de op de gespecialiseerde kliniek gemaakte röntgenfoto’s was gebleken dat er nog een steentje in de blaas zat, is dit steentje op 11 september 2015 operatief verwijderd. Uit de stukken heeft het college begrepen dat hierna nog enkele keren op de praktijk van beklaagde een urineonderzoek is uitgevoerd, waaruit geen bijzonderheden meer naar voren kwamen en waarmee de situatie onder controle was.

3.10. Klager stelt zich op standpunt dat beklaagde met betrekking tot de operatie ter zake het verwijderen van de blaassteentjes veterinair  onjuist heeft gehandeld, waardoor er onnodige verdere onderzoeken en behandelingen hebben moeten plaatsvinden en er ook extra kosten moesten worden gemaakt.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Een van de uitgangspunten in het veterinair tuchtrecht  is dat een dierenarts alleen verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen handelen en niet voor het handelen van collegae. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beklaagde in het gehele behandeltraject enkel betrokken is geweest bij de blaasoperatie op 21 augustus 2015, bij het spoelen van de blaas en bij de beslissing om de kat later die dag mee naar huis te geven. Bij al hetgeen met betrekking tot de kat in veterinaire zin op de praktijk vóór en ná 21 augustus 2015 heeft plaatsgevonden is beklaagde niet de verantwoordelijk dierenarts geweest. Een en ander brengt mee dat in de onderhavige zaak alleen het veterinaire handelen van beklaagde op die bewuste dag, dus op 21 augustus 2015, ter beoordeling voorligt.

5.3. V oor zover klager heeft gesteld dat hij als gevolg van een onjuiste behandeling van zijn kat onnodig financieel nadeel heeft geleden, geldt dat in een tuchtprocedure als de onderhavige  financiële geschilpunten tussen partijen buiten de beoordeling blijven. Bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken zijn niet aan de orde. 

5.4. Naar oordeel van het college is genoegzaam gebleken dat operatief ingrijpen in casu geïndiceerd was. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de urine van de kat ondanks de ingestelde antibioticumkuur bloed bleef bevatten en dat uit de gemaakte röntgenfoto naar voren kwam dat er sprake was van blaassteentjes en nadien, op de dag van de operatie, blijkens de patiëntenkaart ook van steentjes in de urethra.  

5.5. Hoewel niet onomstotelijk vast staat hoe en wanneer de op de gespecialiseerde kliniek geconstateerde lekkage in de urethra is veroorzaakt, deelt het college de kritiek van klager over de  wijze waarop er door beklaagde is gespoeld, te weten vanuit de blaas richting de urethra. In aanmerking genomen dat rekening moest worden gehouden met steentjes in de urethra, had het naar het oordeel van het college in de rede gelegen dat eerst was getracht om  retrograad te spoelen via de urethra richting de blaas, in verband met het feit dat de urethra steeds nauwer wordt richting de uitgang, waardoor bij het spoelen vanuit de blaas een verhoogde kans bestaat op het vast komen te zitten van de steentjes. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting heeft het college niet de overtuiging gekregen dat het retrograad spoelen is overwogen en daartoe een poging is ondernomen. Naar het oordeel van het college treft beklaagde in zoverre een verwijt.

5.6. Het college ziet onvoldoende aanleiding om te oordelen dat beklaagde voor het overige in de zorgverlening tekort is geschoten. Beklaagde heeft klager na de ingreep verteld dat niet uitgesloten was dat er zich nog een steentje of een lekkage in de urinebuis bevond en dat het om die reden van belang was dat de kat zelfstandig zou kunnen urineren, reden waarom kat die dag nog in opname op de praktijk heeft verbleven. Dat het vocht dat tijdens de opname op de praktijk in de kattenbak werd gesignaleerd als urine is geduid, acht het college niet onbegrijpelijk, naast dat niet vast staat, zoals klager suggereert, dat het braakvocht was of had kunnen zijn, reden waarom te weinig aanleiding wordt gezien om tuchtrechtelijk verwijtbaar te achten dat kat  later die dag mee naar huis is gegeven. Daarbij geldt dat uitdrukkelijk is geïnstrueerd dat erop toegezien moest worden dat kat thuis zou urineren en dat direct contact moest worden opgenomen indien dit niet het geval was.

5.7. Resumerend wordt de klacht gegrond geacht, doch uitsluitend voor zover met betrekking tot de steentjes in de urethra niet is overwogen en gepoogd retrograad te spoelen, waarbij overigens geldt dat niet vast staat dat de werkwijze van beklaagde aan het ontstaan van de lekkage in de urethra debet is geweest. Naar het oordeel van het college kan qua maatregel worden volstaan met een waarschuwing.

  6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. J.A.M van Gils en drs. M.J. Wisse , in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2016 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.