ECLI:NL:TDIVBC:2016:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 16/06

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2016:9
Datum uitspraak: 21-12-2016
Datum publicatie: 08-06-2018
Zaaknummer(s): VB 16/06
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Hond. Behandeling abces.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 21 december 2016

in de zaak VB 16/06 van

X , wonende te A,

klaagster  in eerste aanleg, appellante van een uitspraak

van 30 juni 2016 van het Veterinair Tuchtcollege (2015/56),

hierna  te noemen: klaagster,

tegen

Y , dierenarts te B,

beklaagde  in eerste aanleg, verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: dierenarts.

1          Het  geding

Bij beroepschrift van 1 juli 2016, bij het Veterinair Beroepscollege binnengekomen op 6 juli 2016, is klaagster bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen voornoemde uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, waarbij haar klacht, dat de dienstdoende (weekend)dierenarts een abces bij de hond van klaagster niet middels een incisie heeft willen openen, hetgeen de hond volgens klaagster veel pijn en ongemak had kunnen besparen, ongegrond is verklaard.

De dierenarts heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 28 oktober 2016, waar klaagster en de dierenarts hun standpunten hebben toegelicht. Hierna is de uitspraak bepaald.

2          De voorgeschiedenis

2.1. Het Veterinair Tuchtcollege heeft de voorgeschiedenis van de zaak als volgt weergegeven, waarbij de dierenarts is aangeduid als beklaagde:

"3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klager, een Mechelse Herder met de naam Cobra, geboren op 12 augustus 2009.

3.2. In de avond van zaterdag 13 juni 2015 signaleerde klaagster dat haar hond een zwelling c.q. bult onder het linkeroog had, de bek niet goed kon openen en niet meer at en dronk. In verband hiermee heeft zij beklaagde, zijnde de dienstdoende dierenarts, geconsulteerd. Deze heeft de hond klinisch onderzocht en de bult aangeprikt, waarbij bloed werd geaspireerd. Beklaagde gaf richting klaagster aan dat er mogelijk sprake was van een allergische reactie of een tandwortelprobleem en heeft de hond per injectie Dexamethason toegediend. Er werd afgesproken dat klaagster de volgende dag telefonisch zou laten weten hoe het met de hond ging.

3.3. Conform afspraak heeft klaagster de volgende ochtend naar de praktijk gebeld, waarbij zij aangaf dat de hond weer had gegeten, maar dat de zwelling in omvang niet was afgenomen. Klaagster heeft zich later die ochtend met de hond ter controle op het weekendspreekuur gemeld, waar beklaagde de hond opnieuw heeft onderzocht. Die concludeerde dat de bult iets gegroeid leek te zijn en het klinische beeld verder gelijk was gebleven ten opzichte van de vorige dag. Nadat er bij het opnieuw aanprikken van de bult 9 cc pus vrijkwam, is door beklaagde een behandeling met antibiotica en NSAID's gestart en is klaagster geadviseerd om de volgende dag terug te komen voor nader onderzoek in de vorm van dentale röntgenfoto's.

3.4. Terzijde merkt het college op dat in het verweerschrift wordt vermeld dat klaagster in de avond opnieuw telefonisch contact heeft opgenomen met de praktijk, waarbij zij zou hebben aangegeven dat de bult was gegroeid en zou hebben verzocht om deze middels een steekincisie te openen. Beklaagde stelt dat klaagster is uitgenodigd om met de hond naar de praktijk te komen om te bult te kunnen beoordelen, maar dat klaagster daarvan heeft afgezien.

3.5. De volgende dag, op maandag 15 juni 2015, is klaagster met de hond naar haar eigen dierenarts gegaan, die het abces middels een steekincisie heeft geopend. Omdat er bij het openen van de bult veel helder bloed vrijkwam, is een drukverband aangelegd. Geadviseerd werd om de behandeling met antibiotica en een NSAID voort te zetten.

3.6. Klaagster stelt dat de zwelling na de incisie afnam, maar dat de hond door de druk van het abces wel nog enige tijd last heeft gehad van het linkeroog. Klaagster stelt dat de hond door de weigering van beklaagde om een steekincisie te verrichten veel pijn en ongemak heeft ondervonden, reden waarom zij de onderhavige tuchtprocedure heeft geëntameerd."

3.         De uitspraak van het  Veterinair Tuchtcollege

3.1. De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege berust op de volgende beoordeling:

"5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Naar de kern genomen wordt beklaagde verweten dat zij het abces onder het betreffende oog van de hond niet heeft geopend, ook niet nadat klaagster daar herhaaldelijk om had verzocht. In de stukken en ter zitting heeft beklaagde aangegeven dat zij bij het eerste consult, dat plaatsvond in de avond van 13 juni 2015, de bult heeft aangeprikt en daarbij enkel bloed heeft geaspireerd. Beklaagde heeft onbestreden gesteld dat er bij het aanprikken geen pus vrijkwam. Hiervan uitgaande kan het college haar volgen waar zij op dat moment (nog) geen incisie heeft gemaakt, maar eerstens heeft gekozen voor een behandeling met Dexamethason om te bezien of de zwelling op die wijze zou afnemen. Beklaagde heeft ter onderbouwing van haar keuze ook nog gesteld dat de bult zich erg dicht onder het oog bevond en dat het maken van een incisie om die reden ook niet zonder risico was, welke redenering het college verdedigbaar voorkomt. Daarnaast is geadviseerd om de volgende dag terug te komen voor controle. Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van het college niet worden geconcludeerd dat beklaagde veterinair onjuist of nalatig heeft gehandeld.

5.3. Op het moment dat klaagster de volgende dag weer met de hond op de praktijk arriveerde, heeft beklaagde de bult opnieuw onderzocht. Niet in geschil is dat deze gegroeid leek te zijn ten opzichte van de vorige dag. Beklaagde heeft de bult opnieuw aangeprikt, waarbij dit keer 9 cc pus meekwam. Gelet hierop en nu beklaagde onbestreden heeft gesteld dat zij hierna bij het nogmaals aanprikken van de bult geen verdere vloeistof meer kon aspireren, was verdedigbaar dat beklaagde heeft aangenomen dat middels het eerste aanprikken het ontstekingsvocht reeds volledig uit het abces was verwijderd. Die aanname is overigens nadien ook niet onjuist gebleken, in aanmerking genomen dat in de opvolgend kliniek geen pus meer uit het abces kon worden verwijderd.

5.4. Nu met het verwijderen van het pus de druk in het abces reeds was afgenomen, acht het college niet verwijtbaar dat beklaagde hierna niet ook nog de door klaagster gewenste incisie heeft gemaakt, maar opnieuw heeft gekozen voor een medicamenteuze behandeling en klaagster heeft geadviseerd om de volgende dag terug te komen voor dentale röntgenfoto's, teneinde de oorzaak van het abces te achterhalen. Klaagster is vervolgens echter niet meer bij beklaagde op consult geweest, zodat beklaagde niet meer in de gelegenheid is gesteld nader onderzoek te doen of een verdere behandeling in te stellen.

5.5. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van het college geen sprake geweest van een veterinair tekortschieten en wordt de klacht ongegrond verklaard. "

4          De beoordeling van het  beroep

4.1. Klaagster heeft in haar beroepschrift betoogd dat er volgens haar enkele feitelijke onjuistheden in de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege staan vermeld op basis waarvan  het Veterinair Tuchtcollege haar klacht ongegrond heeft verklaard.

4.2. Voor zover klaagster zich in beroep beklaagt over een onjuiste weergave van de feiten in overweging 3.5 van de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege: "Omdat er bij het openen van de bult veel helder bloed vrijkwam, is een drukverband aangelegd.", overweegt het Veterinair Beroepscollege het volgende.  Deze bewering blijkt afkomstig uit het verweerschrift van de dierenarts. In de patiënten informatie van dierenkliniek de Baronie staat bij 15 juni 2015 hierover  vermeld: (...)"Mogelijk primaire oorzaak van zwelling (hematoom), mogelijk tgv steekincisie. Nu met druk bloeden gestopt". Ter zitting heeft klaagster uitgelegd dat bij het betreffende consult bij de dierenarts van de dierenkliniek de Baronie het bloeden alleen met druk is gestopt  en dat er geen drukverband is aangelegd.  Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde overweging kennelijk op een misverstand bij de dierenarts en daarmee  bij het Veterinair Tuchtcollege berust en dat deze overweging overigens niet dragend is geweest voor de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.

4.3. Klaagster betoogt dat de hond op 13 juni 2015 geen medicatie heeft meegekregen en dat op die dag ook geen medicatie is toegediend. Wat het al dan niet toedienen van medicatie op die dag betreft merkt het Veterinair Beroepscollege op dat het betoog van klaagster niet overeenkomt met  de gegevens op de patiëntenkaart van de hond van klaagster die de dierenarts heeft overgelegd. Op die patiëntenkaart is dienaangaande op 13 juni 2015 vermeld: "1.2  injectie dexamethason per cc. (...). Mevr. heeft carporal gegeven 1T 10 mg en synolux  250 mg 1T in de ochtend en avond (beide doseringen te laag voor het gewicht).(...)". Tevens staat op de factuur van dierenhospitaal Z van 13 juni 2015 gericht  aan klaagster  dat er voor Cobra een injectie dexamethason in rekening is gebracht.  Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat nu de dierenarts aannemelijk heeft gemaakt dat er een injectie dexamethason is toegediend, het Veterinair Tuchtcollege uit mocht gaan van dit feit.

Wat klaagsters stelling betreft dat de hond geen medicatie heeft meegekregen op die dag overweegt het Veterinair Beroepscollege dat dit ook niet wordt  gesteld door de dierenarts en ook niet door het Veterinair Tuchtcollege is aangenomen. Het betoog van klaagster op dit punt faalt.

4.4. Klaagster betoogt  in hoger beroep voor het eerst dat zij in de namiddag van 14 juni 2015 om 14.50 uur heeft gebeld om met de hond langs te mogen komen. Klaagster heeft aangegeven dat ze van de dierenarts niet met de hond mocht langskomen en dat ze de volgende  dag moest bellen met de tandarts van de dierenarts voor het trekken van een kies. De dierenarts heeft aangevoerd dat zij op dat tijdstip geen telefonisch contact heeft gehad met klaagster en dat alle telefonische oproepen via de telefoondienst van Multiline worden geregistreerd. Ten bewijze daarvan heeft de dierenarts een meldingenoverzicht van alle telefonische gesprekken die, zoals zij ter zitting van het Veterinair Beroepscollege  heeft toegelicht, op 14 juni 2015 met de eigenaren van patiënten (huisdieren) zijn gevoerd  bij de stukken gevoegd.  Op het overzicht staat geen telefonisch gesprek om 14.50 uur tussen klaagster en de dierenarts vermeld. Klaagster heeft zelf geen stukken  overlegd zoals bijvoorbeeld een overzicht van haar eigen telefoonaanbieder met al haar uitgaande telefoongesprekken op 14 juni 2015 om aan te kunnen tonen dat zij de dierenarts die dag om 14.50 uur wel zou hebben gebeld. Gelet op het voorgaande overweegt het Veterinair Beroepscollege dat niet is komen vast te staan dat klaagster met de dierenarts op dit tijdstip heeft gebeld. Het betoog van klaagster op dit punt faalt.

4.5. Klaagster voert voorts aan dat het Veterinair Tuchtcollege er ten onrechte vanuit is gegaan dat de dierenarts in de avond van 13 juni 2015 de bult van de hond heeft aangeprikt. Het Veterinair Beroepscollege overweegt dienaangaande dat in de stukken en op de zitting van het Veterinair Beroepscollege de dierenarts heeft aangegeven dat zij de bult wel heeft aangeprikt en dat er toen alleen wat bloed uit kwam maar geen pus. Dat blijkt ook uit de patiëntenkaart van Cobra met betrekking tot 13 juni 2015. Daarop staat hierover vermeld: "Geprikt in de bult: enkel helder bloed aanw." Dat komt het Veterinair Beroepscollege aannemelijk voor. Hetgeen klaagster aanvoert acht het Veterinair Beroepscollege onvoldoende om niet uit te gaan van de juistheid van de op de patiëntenkaart vermelde gegevens. Derhalve faalt ook dit betoog van klaagster.

4.6. De dierenarts heeft ter zitting aangegeven wat haar gangbare aanpak was en is met betrekking tot de behandeling van een abces. Zij heeft aangegeven dat ze bij een dergelijk abces een steekincisie maakt maar dat ze dat hier niet heeft gedaan vanwege de plek van het abces, namelijk dichtbij het oog. Het Veterinair Beroepscollege overweegt dienaangaande dat ook al is achteraf gebleken dat het eerste vermoeden van de dierenarts op 13 juni 2015, een insectenbeet met een allergische reactie, onjuist was, het college de dierenarts kan volgen wat betreft de ingezette behandeling van de bult waaronder het klinisch onderzoeken van de hond, het twee maal aanprikken van de bult, waarbij de onderhuidse druk daarvan werd gehaald, in plaats van een steekincisie en het voorschrijven van antibiotica en NSAID's. Het niet openen van de bult door middel van een steekincisie was onder de gegeven omstandigheden veterinair niet onjuist. Het college sluit zich aan bij hetgeen door het Veterinair Tuchtcollege hieromtrent is overwogen.

4.7. Op grond van het vorenstaande is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat het beroep van klaagster niet slaagt en het beroep dient  te worden verworpen.

5          Beslissing  In beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

- verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter, en de leden mw. mr J.M. Willink, mr. Y.A.J.M. van Kuijck, mw. dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.A. van Zuijlen (dierenarts), in tegenwoordigheid van mw. mr. drs. F.H.H. Wieringa, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 21 december 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                 w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris