ECLI:NL:TDIVBC:2016:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 15/07

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2016:11
Datum uitspraak: 02-09-2016
Datum publicatie: 11-06-2018
Zaaknummer(s): VB 15/07
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Hond. Tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat de dierenarts zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de medische voorgeschiedenis van de hond en van het actuele verloop van de bevalling. Waarschuwing.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 2 september 2016 in de zaak VB 15/07 van

X , wonende te A,

klaagster in eerste aanleg,  appellante van een uitspraak

van 24 september 2015 van het Veterinair Tuchtcollege (2014/40),

hierna te noemen: klaagster,

tegen

Y , dierenarts te B,

beklaagde in eerste aanleg, verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: dierenarts.

1          Het geding

Bij een op 2 november 2015 ingekomen beroepschrift, aangevuld  bij een op 25 februari 2016 ingekomen brief, is klaagster bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen voornoemde uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, waarbij haar klacht, dat de dierenarts te lang heeft gewacht met het uitvoeren van een keizersnede bij de hond van klaagster,  waardoor er twee van de zes pups zijn overleden, ongegrond is verklaard.

De dierenarts heeft hierop schriftelijk gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 24 juni 2016, waar klaagster en de dierenarts hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2          De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

2.1       Het Veterinair Tuchtcollege heeft de voorgeschiedenis van de zaak als volgt weergegeven, waarbij de dierenarts is aangeduid als beklaagde:

"3.1. De zaak heeft betrekking op de hond van klaagster, een Bobtail met de naam Misty, geboren op 13 juli 2007, die in de hier in het geding zijnde periode drachtig was.

3.2. De bevalling is op 15 maart 2014 begonnen, waarbij omstreeks 22:45 uur een eerste pup is geboren en een tweede pup op 16 maart 2014 omstreeks 1:35 uur. Omdat er blijkens een eerder gemaakte echografie en röntgenfoto's volgens klaagster zes pups in de buik van de moederhond zaten en de bevalling niet vorderde, heeft zij omstreeks 6:35 uur telefonisch contact opgenomen met beklaagde.

3.3. Beklaagde heeft die ochtend omstreeks 7:00 uur een visite bij klaagster afgelegd. Beklaagde heeft de buik van de hond bevoeld en bij zijn verdere klinisch onderzoek vastgesteld dat er geen sprake was van abnormale uitvloeiing of andere afwijkingen. Vervolgens heeft beklaagde de hond een injectie met Oxytocine toegediend en klaagster medegedeeld dat, als er niet binnen twee uur dan wel na een half uur persen een pup geboren zou zijn, contact moest worden opgenomen met de praktijk. Die ochtend -omstreeks 8:20 uur en omstreeks 11:10 uur- zijn er nog 2 pups geboren.

3.4. Beklaagde is in de middag weer bij klaagster thuis geweest en constateerde bij palpatie dat er zich meer pups in de buik van de moederhond bevonden. Beklaagde heeft de moederhond een injectie met Oxytocine toegediend en klaagster wederom geadviseerd om contact op te nemen met de praktijk indien er niet binnen twee uur dan wel na een half uur persen een pup geboren zou zijn. Later die middag heeft klaagster beklaagde telefonisch medegedeeld dat er geen pups meer waren geboren. Beklaagde heeft klaagster toen verzocht om met de moederhond naar de praktijk te komen, waar omstreeks 17.15 uur een keizersnede is uitgevoerd en er nog een levende en een dode pup uit de moederhond zijn gehaald. De levende pup is na twee dagen overleden."

2.2  De beslissing van het Veterinair Tuchtcollege berust op de volgende beoordeling:

"5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten aanzien van de hond van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat, voor zover klaagster heeft gesteld dat zij door toedoen van beklaagde financiële schade heeft geleden, in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel geen schadevergoeding kan worden toegekend. Bijzondere omstandigheden om van dit uitgangspunt af te wijken zijn niet aan de orde.

5.3. Gebleken is dat klaagster enige tijd voorafgaand aan de bevalling van de hond bij de praktijk van beklaagde het middel Oxytocine had verkregen. Klaagster stelt dat zij enkele uren na de geboorte van de tweede pup (die op 16 maart 2014 omstreeks 1:35 uur werd geboren), haar hond een injectie met Oxytocine heeft toegediend -omstreeks 5:35 uur- omdat de bevalling stagneerde.

5.4. Beklaagde heeft omstreeks 7:00 uur die ochtend een visite bij klaagster thuis afgelegd. Beklaagde heeft ter zitting gesteld dat hij voorafgaand aan die visite niet in de gelegenheid is geweest de patiëntenkaart te raadplegen en niet op de hoogte was van het feit dat klaagster Oxytocine in huis had, noch dat klaagster de moederhond reeds een injectie had toegediend en dat, indien hij daarvan wel had geweten, hij eerder een keizersnede had overwogen.

5.5. Gelet op de betwisting daarvan door beklaagde is niet komen vast te staan dat beklaagde op de hoogte was van het feit dat klaagster de hond anderhalf uur voor zijn visite een injectie met Oxytocine had toegediend. Daar van uitgaande was naar het oordeel van het college begrijpelijk dat beklaagde heeft besloten bij de moederhond een injectie met dit middel toe te dienen om de weeën op te wekken en de bevalling van de overige pups te bevorderen. Beklaagde heeft naar het oordeel van het college ook niet onjuist gehandeld door klaagster te adviseren weer contact op te nemen als er binnen twee uur althans een half uur na het ontstaan van persweeën geen pup geboren zou zijn, om te bezien of alsdan een keizersnede zou worden uitgevoerd. Gebleken is dat binnen het genoemde tijdsbestek een derde pup is geboren en enkele uren nadien een vierde pup. Voor zover de ademhaling van de derde pup, waarschijnlijk door slijm in de mond, niet direct op gang kwam en de beide pups met een groene kleur werden geboren, geldt dat dergelijke omstandigheden zich bij elke geboorte kunnen voordoen. Aldus is het college van oordeel dat de door beklaagde verkozen aanpak inclusief zijn beslissing om die ochtend niet direct tot een keizersnede over te gaan, aanvaardbaar en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is geweest. Dat er kennelijk bij een eerdere bevalling sprake is geweest van weeënzwakte leidt niet tot een ander oordeel.

5.6. Omdat de bevalling na de geboorte van de vierde pup wederom stagneerde, heeft beklaagde bij zijn tweede visite die middag aan de moederhond wederom een injectie met Oxytocine toegediend. Het college acht verdedigbaar dat beklaagde er op dat moment vanuit ging dat een natuurlijke bevalling van de overige pups nog mogelijk was. Toen de geboorte van die pups na deze injectie te lang op zich liet wachten, heeft klaagster de praktijk gebeld en heeft beklaagde besloten om op de praktijk een keizersnede uit te voeren.

5.7. Het college stelt vast dat er tussen partijen tegenspraak is over het tijdstip waarop beklaagde die middag bij klaagster een visite heeft afgelegd alsook over het tijdstip waarop klaagster die middag telefonisch contact heeft opgenomen. Volgens beklaagde is hij om 13:00 uur bij klaagster thuis geweest en heeft zij hem te laat, namelijk tussen 16:00 uur en 16:30 uur gebeld met de mededeling dat er geen pups waren geboren. Klaagster heeft daartegenover gesteld dat beklaagde om 14:00 uur bij haar thuis is geweest en dat ze hem omstreeks 15:30 uur telefonisch heeft verteld dat de geboorte van de pups uitbleef. Gelet op de tegenstrijdige lezingen en nu er van de zijde van klaagster geen aanvullend bewijs is bijgebracht, kunnen de feiten dienaangaande door het college niet worden vastgesteld en is niet komen vast te staan dat beklaagde kan worden verweten dat hij te lang heeft gewacht met het uitvoeren van de keizersnede, noch dat hij debet is geweest aan het overlijden van de vijfde en zesde pup.

5.8. Ten aanzien van de overige verwijten die beklaagde in het klaagschrift zijn gemaakt, vallen deze naar het oordeel van het college buiten de reikwijdte van het veterinaire tuchtrecht ofwel zijn ze van onvoldoende gewicht om daaraan tuchtrechtelijke consequenties te moeten verbinden.

5.9. Op grond van het vorenstaande wordt de klacht ongegrond verklaard."

3  De beoordeling van het beroep

3.1  Met betrekking tot de beantwoording van de vraag of de dierenarts  te lang heeft gewacht met het uitvoeren van een keizersnede gaat het Veterinair Beroepscollege uit van de in de weergave van de voorgeschiedenis door het Veterinair Tuchtcollege onder 3.1 tot en met 3.3 vastgestelde feiten. Voorts is van belang de stelling van klaagster, dat zij enkele uren na de geboorte van de tweede pup (omstreeks 5.35 uur) haar hond een injectie met het middel Oxytocine dat zij enige tijd voorafgaand aan de bevalling van de hond bij de praktijk van de dierenarts had verkregen, heeft toegediend, omdat de bevalling stagneerde, alsmede de verklaring van de dierenarts dienaangaande, dat hij hiervan niet op de hoogte was.

3.2  Het Veterinair Beroepscollege is ter zake van het bezoek van de dierenarts 's morgens om 7.00 uur, van oordeel dat hij zich bij die gelegenheid onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de medische voorgeschiedenis van de hond en van hetgeen er vóór zijn bezoek die nacht was gebeurd.  Het had op de weg van de dierenarts gelegen zo mogelijk voordien het patiëntendossier van de hond te raadplegen, maar in elk geval bij klaagster  te informeren naar eerdere bevallingen en het verloop van die bevallingen. Voorts had hij, omdat het ging om de hond van een fokster, moeten vragen of zij het middel Oxytocine al had ingespoten.

De verklaring van de dierenarts, dat hij daar in dit geval waarschijnlijk ook wel naar heeft gevraagd, overtuigt het Veterinair Beroepscollege niet, omdat uiterst onaannemelijk is dat klaagster hem in dat geval die ochtend  om 7.00 uur niet hiervan op de hoogte zou hebben gesteld, nu zij geen enkele  redelijke grond had om de dierenarts hierover niet of onjuist te informeren.

3.3  Het Veterinair Beroepscollege gaat ervan uit, dat de dierenarts, indien hij zich op bovenomschreven wijze voldoende zou hebben geïnformeerd, klaagster die morgen om 7.00 uur reeds in overweging zou hebben gegeven een keizersnede te laten verrichten, te meer daar na de geboorte van de laatste pup om circa 1.35 uur bij zijn bezoek reeds 5 uren verstreken waren. Daarom acht het Veterinair Beroepscollege het tuchtrechtelijk verwijtbaar, dat de dierenarts zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de medische voorgeschiedenis van de hond en van het actuele verloop van de bevalling.

3.4  Het Veterinair Beroepscollege is, gelet op het voorgaande, van oordeel, dat het verdere verloop van de bevalling van de hond geen bespreking behoeft, omdat de latere problemen bij die bevalling mogelijk mede afhankelijk waren van de 's morgens om 7.00 uur door de dierenarts gemaakte afweging.

3.5  Het voren overwogene brengt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom, dat de bestreden uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege niet in stand kan blijven en dat na te melden maatregel passend en geboden wordt geacht.

4          Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

-vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

-legt de dierenarts de maatregel van een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren op.

Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter, en de leden mr. G. van der Wiel, mr. J.L.W. Aerts, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.l. de Nijs (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 2 september 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                                   w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris