ECLI:NL:TDIVBC:2016:10 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 16/05

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2016:10
Datum uitspraak: 21-12-2016
Datum publicatie: 11-06-2018
Zaaknummer(s): VB 16/05
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Verwerpt het beroep
Inhoudsindicatie: Hond. Dierenarts te kort is geschoten in de op hem rustende verplichting tot nazorg jegens de hond.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 21 december 2016 in de zaak VB 16/05 van

X , dierenarts te A,

beklaagde in eerste aanleg, appellant van een uitspraak

van 26 mei 2016 van het Veterinair Tuchtcollege  (2015/2),

hierna  te noemen:  de dierenarts,

tegen

Y , wonende te A,

klaagster in eerste aanleg, verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen:  Y.

1          Het  geding

Bij beroepschrift van 5 juli 2016 (ingekomen 6 juli 2016) is de dierenarts bij het Veterinair Beroepscollege in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege (verder: VTC) van 26 mei 2016 waarbij de klacht van Y gedeeltelijk gegrond is verklaard.

Y heeft schriftelijk verweer gevoerd en ook nog bij afzonderlijke brief van 12 oktober 2016 gereageerd op de inhoud van het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg.

De mondelinge behandeling  heeft plaatsgevonden ter zitting van het Veterinair Beroepscollege, gehouden op 28 oktober 2016, waar de dierenarts en Y hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2          De feiten

2.1  De zaak heeft betrekking op de hond van Y, een Chihuahua  met de naam Pippa, geboren op 11 december 2013.

2.2  Op 27 oktober 2014 heeft de dierenarts de hond onder narcose aan beide achterpoten geopereerd in verband met een beiderzijds habituele patella luxatie.

2.3 Op 9 november 2014 heeft Y de dierenarts geraadpleegd nadat zij had bemerkt dat één van de tijdens de operatie aangebrachte pinnen door de huid van de linker achterpoot stak. De dierenarts heeft toen röntgenfoto's gemaakt en de pin handmatig in de juiste positie gebracht.

2.4 Toen de pin opnieuw door de huid kwam steken, heeft de dierenarts op 10 november 2014 onder narcose een hersteloperatie uitgevoerd, waarbij hij blijkens de status de betreffende pin heeft ingekort en een cerclagedraad heeft aangebracht.

2.5 Bij een controlebezoek op 19 november 2014 van Y met de hond constateerde de dierenarts dat de pin weliswaar nog steeds iets uitstak, maar nu niet door de huid, waarbij de dierenarts besloot af te wachten en voor het geval deze alsnog door de huid zou komen deze eruit te trekken.

2.6 Op 19 december 2014 heeft Y de dierenarts geconsulteerd nadat de hond daags te voren mank was gaan lopen, waarna de dierenarts op 20 december foto's heeft gemaakt van beide heupen van de hond en deze in overleg met Y heeft opgestuurd naar een specialist veterinaire radiologie ter nadere beoordeling. Blijkens zijn verslag van dezelfde datum (blijkens de status door de dierenarts op 22 december ontvangen) constateert deze specialist: " ...Op de zijdelingse opname van de linker knie lijken er complicaties opgetreden te zijn bij de crista transpositie, een deel van de apofyse van de crista ligt te ver naar craniaal en dorsaal. De cerclage is uitgescheurd. Aan de rechterzijde ligt de crista ook te ver naar craniodorsaal. De proximale pen steekt te ver naar palmair met de punt. En op de bekkenopname zit de pen in de mediaanlijn. Dan prikt deze nogal fors in de spieren. Het zou een verklaring voor de kreupelheid kunnen zijn...", waarna de dierenarts in overleg met Y heeft besloten beide pinnen te verwijderen.

2.7 In de ochtend van 24 december 2014 heeft deze hersteloperatie onder narcose plaatsgevonden.

Na het verwijderen van de pinnen heeft de hond tijdens de narcose tweemaal binnen 15 minuten een hartstilstand gehad, waarbij beide keren het hart weer opgang is gebracht met medicatie en hartmassage. Om 12.00 uur is Y telefonisch gemeld dat de operatie weliswaar was geslaagd, maar dat er tijdens de narcose wel complicaties waren opgetreden. Om 14.00 uur vernam Y telefonisch dat het nu goed ging met de hond en dat zij om 16.00 uur mee naar huis zou kunnen. Om 15.30 uur meldde de dierenarts telefonisch aan Y dat de hond toch een nachtje op de praktijk moest overblijven vanwege inmiddels opgetreden "neurologische verschijnselen". Deze spasmen zijn met medicatie onderdrukt. Om 16.00 uur bezocht Y de hond op de praktijk van de dierenarts. Vanaf 17.00 uur was de praktijk onbemand, de hond lag toen aan een infuus. Om 22.00 uur heeft de dierenarts de hond op de praktijk onderzocht en in een couveuse met zuurstof en verwarming geplaatst, waarna de dierenarts de praktijk weer heeft verlaten. De dierenarts appte Y om 22.49: "Het gaat een klein beetje beter. Ik word weer aangekeken door pippa maar ze is nog erg zwak ze verblijft momenteel in de couveuse met extra zuurstof". Om 24.00 uur heeft de dierenarts vanuit huis de hond geobserveerd via camerabewaking.

2.8 Nadat de dierenarts op 25 december 2014 op de praktijk was teruggekeerd trof hij naar eigen zeggen de hond in een niet beste conditie aan. De dierenarts beantwoordde het app-berichtje van 08.24 uur van Y, inhoudende: "Heb geen oog dicht gedaan. Hoe is pip de nacht doorgekomen?" om 08.28 uur: "Ze is er nog. Ga haar nu onderzoeken en meldt zo de bevindingen..." En om 8.45  uur op het aansluitende verzoek van Y wanneer zij naar de praktijk kon komen om de hond te zien: "Nu bijvoorbeeld. Ze is nog ver weg dus niet schrikken zo meteen". De dierenarts heeft röntgenfoto's gemaakt, waarop een longoedeem  te zien was. Na omstreeks 09.00 uur op de praktijk te zijn gearriveerd heeft Y de dierenarts gesproken en de hond bezocht, waarna zij weer is vertrokken. De status vermeldt: "pippa is zeer slap kon gisterenavond nog even zijn kop optillen maar is daar nu te slap voor. Begonnen met viyo sonde voeding 3 ml 3x daags". Om 10.30 uur is de hond overleden, hetgeen Y vervolgens telefonisch is meegedeeld.

3          De klacht en het  verweer

3.1 De klacht van Y houdt, verkort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

a) de operatie van 27 oktober 2014 is ondeugdelijk uitgevoerd, waardoor 2 hersteloperaties noodzakelijk waren;

b) na de operatie op 24 december 2014 is de nazorg onvoldoende geweest;

c) de dierenarts heeft Y eerst in de ochtend van 25 december 2014 op de hoogte gesteld van het feit dat Pippa na de operatie 2x een hartstilstand had gehad en de details gegeven van de daarop volgende neurologische verschijnselen.

3.2. De dierenarts heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.

4          De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

4.1   In zijn uitspraak van 26 mei 2016 heeft het VTC alleen de klacht over het ontbreken van voldoende nazorg gegrond verklaard en de dierenarts een maatregel van een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onder a, van de Wet dieren opgelegd.

5.         De beoordeling van het  beroep

5.1 Tegen deze beslissing is de dierenarts bij het Veterinair Beroepscollege  in beroep gekomen. Y heeft hiertegen verweer gevoerd. Voor zover Y nog tegen andere beslissingen van het VTC waartegen de dierenarts geen grief heeft aangevoerd bezwaren heeft ingebracht, zullen deze  buiten beschouwing blijven nu Y zelf niet in beroep is gekomen.

In beroep ligt dus de vraag voor of de dierenarts te kort is geschoten in de zorg, in dit geval in het bijzonder de nazorg, die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond Pippa. Hierbij dient te worden getoetst aan de in het veterinair tuchtrecht geldende zorgvuldigheidsnorm, dat de dierenarts in de specifieke omstandigheden van het geval als redelijk handelend en redelijk bekwaam dierenarts is opgetreden.

5.2 Het VTC overwoog met betrekking tot de nazorg als volgt, waarbij de dierenarts als beklaagde wordt aangeduid:

" 5.5. Ten aanzien van de tweede herstelingreep, aan de rechterachterpoot, is niet gebleken dat beklaagde bij het onder narcose brengen van de hond onjuist heeft gehandeld, noch dat hierbij onvoldoende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen (gedurende de operatie was de hond aangesloten op bewakingsapparatuur). Desondanks zijn er tijdens, alsook na de operatie, complicaties opgetreden, in die zin dat er onder narcose twee keer een hartstilstand is opgetreden en er tijdens en kort na het ontwaken uit de narcose neurologische verschijnselen optraden (opisthotonus, wegdraaien van de ogen, epileptische aanvallen waarbij de hond op zijn zij viel en niet bij kennis was).

5.6. Hoewel het college beklaagde kan volgen waar hij heeft besloten tot opname van de hond en voorts is gebleken dat er diverse maatregelen zijn getroffen (verwarmde zuurstofkooi, infuusbehandeling, medicatie), is het college van oordeel dat het toezicht en de controle gedurende de opname niet zijn geweest als in de gegeven situatie had mogen worden verwacht. Na een laatste controle omstreeks 22:00 uur is beklaagde huiswaarts gegaan, alwaar hij omstreeks 24:00 uur via een camerasysteem op zijn mobiele telefoon heeft gekeken hoe het met de hond ging. De volgende ochtend heeft beklaagde de hond omstreeks 7:00 uur weer gecontroleerd. Op dat moment verkeerde de hond in slechte conditie en bleek er sprake te zijn van longoedeem.

5.7. Gelet op de ernstige complicaties tijdens en na de operatie (hartstilstanden en neurologische verschijnselen) had het naar het oordeel van het college op de weg van beklaagde gelegen om de hond gedurende de nacht frequenter te controleren -tussen 24:00 uur en 7:00 uur heeft geen toezicht plaatsgevonden - en het dier bovendien niet slechts via een camera te observeren, maar ook klinisch te onderzoeken en de (infuus)behandeling te monitoren. De klacht is in zoverre gegrond. Daaraan doet niet af dat beklaagde, zoals hij in verweer heeft gesteld, omstreeks 22:00 uur en 24:00 uur constateerde dat de hond rechtop zat en dat hij adequaat heeft gehandeld nadat hij de volgende ochtend longoedeem constateerde. "

5.3 De dierenarts is van mening  dat hij niet te kort is geschoten in de nazorg van de hond en dat meer controle van de hond tussen 24.00 uur en 07.00 toen hij weer op de praktijk was voor het welzijn van de hond geen toegevoegde waarde zou hebben gehad.

5.4 Het Veterinair Beroepscollege onderschrijft de hierboven geciteerde motivering en het oordeel van het VTC dat de dierenarts in de nazorg tekort is geschoten. Het college neemt daarbij bovendien het volgende in aanmerking.

5.5 Het college constateert dat de stellingen van Y met betrekking tot de nazorg meer omvatten dan het VTC in zijn beoordeling heeft betrokken. Al in haar klacht heeft Y de dierenarts verweten dat hij de hond na de operatie op 24 december 2014 onvoldoende zorg heeft geboden, wetend dat de hond tijdens de ingreep twee maal een hartstilstand had gehad, later gevolgd door neurologische verschijnselen/spasmen. Volgens haar had de dierenarts om die reden veel eerder dan 22.00 uur extra zuurstof moeten toedienen.

5.6 Dit verwijt acht het Veterinair Beroepscollege gegrond.

De dierenarts heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarop hij bij de behandeling van de hond zijn beleid en daaruit voortvloeiende beslissingen na de operatie heeft gebaseerd. Daarmee heeft de dierenarts zich niet voldoende controleerbaar opgesteld.

5.7 Allereerst moet geconstateerd worden dat de status van de hond in elk geval op 24 december en 25 december te summier is bijgehouden. Er wordt daarin op 24 december niets vermeld over de herhaalde hartstilstand na de ingreep noch over de nadien opgetreden neurologische verschijnselen/spasmen die eerst op 25 december staan vermeld.

Volgens de dierenarts is de hond na de operatie onder controle gebleven van een paraveterinair medewerker, die per 15 minuten de nodige parameters op schrift bijhield. Op basis van deze informatie zal de dierenarts zijn verder beleid hebben afgestemd.

Deze informatie wordt blijkens mededeling van de dierenarts na de behandeling vernietigd, zonder enige documentatie daarvan op de status van de hond zodat de juistheid van de op basis van die parameters genomen beslissingen niet meer kan worden nagegaan.

5.8 De dierenarts heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij de hond eerst om 22.00 uur in een couveuse met extra zuurstof heeft gelegd. Volgens zijn beroepschrift had hij toen geconstateerd dat de hond "enorm" was opgeknapt, in zijn whats app-bericht van 22.49 uur aan Y hield hij het op "een klein beetje beter" en tijdens de mondelinge behandeling bij het Veterinair Beroepscollege verdedigde hij zijn beleid met de bewering dat het hoofddoel van de plaatsing in de couveuse niet de toediening van zuurstof maar de toevoer van extra warmte was omdat in de praktijk 's nachts de verwarming uitging. In de status ontbreekt een gedocumenteerde onderbouwing.

5.9 Gelet op de na de operatie gevolgde herhaalde hartstilstand, het daarop voorspelbaar gevolgd zuurstoftekort met hersenschade en opvolgende neurologische verschijnselen had het voor de hand gelegen dat de hond veel eerder extra zuurstof toegediend zou hebben gekregen. Deze verschijnselen zijn volgens Y door de dierenarts later nader omschreven als het met de kop ongecontroleerd naar achteren slaan en het niet recht in de ogen kunnen kijken, welke symptomen door de dierenarts niet dan wel onvoldoende zijn weersproken. Desondanks was volgens de dierenarts de hond om 17.00 uur voldoende stabiel om na zijn vertrek met infuus zonder verder toezicht alleen op de praktijk achter te blijven.

5.10 De onvoldoende documentatie is ook aanleiding voor de -bij een voldoende documentatie onnodige-  discussie tussen partijen of de dierenarts Y tijdig heeft geïnformeerd over de complicaties na de ingreep op 24 december.

Y stelt al in eerste aanleg dat zij hierover pas op 25 december tegen 09.00 uur bij haar bezoek aan de praktijk is ingelicht. De dierenarts heeft deze stelling onweersproken gelaten tot hij ter zitting van het Veterinair Beroepscollege beweerde dat hij Y hierover al op 24 december omstreeks 16.00 uur had ingelicht. In deze situatie gaat het college aan deze bewering van de dierenarts voorbij, ook omdat hiervoor geen bevestiging in de status is te vinden, terwijl daarin wel melding wordt gemaakt van een TC (=telefonisch consult) om 15.30 uur inhoudende de mededeling van de dierenarts aan Y dat de hond een nachtje op de praktijk moest blijven.

Dit betekent dat de dierenarts na de ingreep tegenover Y ook te kort is geschoten in zijn met de nazorg samenhangende informatieplicht. Hij heeft immers Y de gelegenheid onthouden zich al in de middag van 24 december een juist beeld van de gezondheidstoestand van de hond te kunnen vormen. Y meent dat door dit nalaten de hond onnodig heeft moeten lijden.

5.11 Verder is nog punt van discussie tussen partijen de vraag of de dierenarts op 25 december, zoals hij zelf beweert, reeds om 07.00 uur op de praktijk was en toen de hond heeft onderzocht dan wel eerst tegen 08.30 uur, zoals Y aanvoert. Aan de hand van Ys whats app-bericht aan de dierenarts om 08.24 uur en zijn antwoord daarop omstreeks 08.28 uur "Ik ga haar nu onderzoeken en meldt zo de bevindingen" heeft Y de juistheid van haar stelling voldoende aannemelijk gemaakt.  De dierenarts stelt hier geen gedocumenteerde concrete feiten tegenover. Zo licht hij onvoldoende  toe waarom hij bij zijn antwoord de uitslag van het onderzoek en de foto's nog niet voor handen had, waarmee hij naar eigen zeggen kort na 07.00  uur begonnen was, noch waarom hij aan de hand daarvan in zijn visie meer dan anderhalf uur nodig had een behandelplan uit te stippelen. Ook hier heeft de dierenarts onvoldoende opening van zaken gegeven.

Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat de hond in de nacht van 24 op 25 december niet van 22.00 uur tot 07.00 uur, zoals door de dierenarts gesteld en het VTC ten onrechte aangenomen, maar tot omstreeks 8.30 uur van direct toezicht en voldoende controle in de onbemande praktijk verstoken is gebleven.

5.12 De conclusie uit al het voorgaande is dat de dierenarts te kort is geschoten in de op hem rustende verplichting tot nazorg jegens de hond Pippa. Dit betekent dat zijn beroep tegen de beslissing van het VTC dienaangaande niet slaagt en dat daarom dit beroep dient te worden verworpen.

6          Beslissing  in beroep

Het Veterinair Beroepscollege

-verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door mw. mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mw. mr. J.M. Willink, mr. Y.A.J.M. van Kuijck, mw. dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. M.A. van Zuijlen (dierenarts), in tegenwoordigheid van mw. mr. drs. F.H.H. Wieringa, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 21 december  2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

w.g. secretaris                                                                 w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

secretaris