ECLI:NL:TAHVD:2016:252 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160213

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:252
Datum uitspraak: 19-12-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): 160213
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Art. 13-zaak: De deken heeft op 22 juni 2016 het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat, kort samengevat, het verzoek van klager niet voldoet aan de voorwaarden als neergelegd in artikel 13 Aw. Het is volgens de deken onduidelijk voor welke rechtsproblemen klager rechtsbijstand verzoekt en of de zaken van klager zouden moeten dienen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. Ten slotte is volgens de deken niet vast te stellen of er sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging en of klager heeft getracht een advocaat te vinden voor de geschillen waarvoor hij thans rechtsbijstand verzoekt. De stukken zoals ter kennis gebracht aan het hof leiden niet tot andere gevolgtrekkingen dan die in de bestreden beslissing van de deken zijn weergegeven.    

Beslissing                                   

van 19 december 2016   

in de zaak 160213

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda-Middelburg, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet (Aw). Per brief van 22 juni 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 1 augustus 2016 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 2 augustus 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief van de deken van 21 september 2016.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Op 13 mei 2016 heeft klager aan de deken een brief met bijlagen gestuurd, welke brief door de deken is aangemerkt als een verzoek om aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 Aw. De deken heeft bij brief van 19 mei 2016 de voorwaarden om te komen tot een aanwijzing van een advocaat benoemd en met name klager verzocht concreet te maken welke procedure(s) hij voornemens is te gaan voeren. Vervolgens heeft er tussen klager en de deken een briefwisseling plaatsgevonden.

3.2    De deken heeft op 22 juni 2016 het verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat, kort samengevat, het verzoek van klager niet voldoet aan de voorwaarden als neergelegd in artikel 13 Aw. Het is volgens de deken onduidelijk voor welke rechtsproblemen klager rechtsbijstand verzoekt en of de zaken van klager zouden moeten dienen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. Ten slotte is volgens de deken niet vast te stellen of er sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging en of klager heeft getracht een advocaat te vinden voor de geschillen waarvoor hij thans rechtsbijstand verzoekt. 

4    BEOORDELING

4.1    De stukken zoals ter kennis gebracht aan het hof leiden niet tot andere gevolgtrekkingen dan die in de bestreden beslissing van de deken zijn weergegeven. De argumenten die klager in zijn verzoek aan de deken en in zijn beklagschrift heeft vermeld, leveren onvoldoende grond op voor aanwijzing van een advocaat. De deken heeft het verzoek van de klager dan ook op juiste gronden afgewezen, zodat het hof het beklag van klager tegen de beslissing van de deken ongegrond zal verklaren.

4.2    Ten overvloede merkt het hof op dat de onderhavige procedure voor klager niet de mogelijkheid biedt de deken te wraken. Het verzoek van klager zijn verzoek te verwijzen naar een andere deken kan dan ook niet worden gehonoreerd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda-Middelburg van 22 juni 2016 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg,  G.W.S. de Groot, A.A.H. Zegers en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 19 december 2016.