ECLI:NL:TAHVD:2016:251 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160227

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:251
Datum uitspraak: 19-12-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): 160227
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Artikel 13-zaak: Klager heeft de deken gevraagd om aanwijzing van een advocaat voor het behandelen van een tegen klager aangespannen procedure. De termijn voor het instellen van verzet tegen het verstekvonnis d.d. 20 juli 2016 is thans verstreken. Dit brengt met zich dat het beklag van klager moet worden afgewezen. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen het verstekvonnis, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden. Daarbij wordt nog opgemerkt dat het hof – gelezen hebbende het advies van mr.  L – met de deken van oordeel is dat de procedure die klager zou willen voeren als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dient te worden ingeschat. Beklag ongegrond.

Beslissing

van 19 december 2016   

in de zaak 160227

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s Hertogenbosch, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 21 juni 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 26 juli 2016 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 26 juli 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de brief van de deken van 29 september 2016;

-    de brief van klager van 20 oktober 2016.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1    Op 14 juni 2016 heeft klager aan de deken een brief met bijlagen gestuurd met het verzoek om aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 Aw ten behoeve van een door de vereniging O tegen klager aangespannen civiele procedure (hierna: “de procedure”), waarin klager tegen 22 juni 2016 was gedagvaard.

3.2    De deken heeft op 21 juni 2016 het verzoek van klager afgewezen, omdat een verweer in de procedure volgens de deken – daarbij refererend aan de procesadviezen van twee door klager benaderde advocaten – als kansloos moet worden aangemerkt.

3.3    Op 20 juli 2016 is in de procedure door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s Hertogenbosch, een verstekvonnis gewezen.

3.4    Het hof heeft op 26 juli 2016 van klager een beklagschrift met betrekking tot de beslissing van de deken d.d. 21 juni 2016 ontvangen.

3.5    De verzettermijn ten aanzien van het verstekvonnis is thans verstreken.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft de deken gevraagd om aanwijzing van een advocaat voor het behandelen van de door de O tegen klager aangespannen procedure. De termijn voor het instellen van verzet tegen het verstekvonnis d.d. 20 juli 2016 is thans verstreken. Dit brengt met zich dat het beklag van klager moet worden afgewezen. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen het verstekvonnis, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden.

4.2    Daarbij wordt nog opgemerkt dat het hof – gelezen hebbende het advies van mr.  L – met de deken van oordeel is dat de procedure die klager zou willen voeren als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dient te worden ingeschat. Volgens vaste rechtspraak van het hof is in dat geval sprake van een gegronde reden het verzoek af te wijzen ex artikel 13 lid 2 Advocatenwet.

4.3    De deken heeft het verzoek van de klager dan ook op juiste gronden afgewezen, zodat het hof het beklag van klager tegen de beslissing van de deken ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch van 21 juni 2016 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G. Creutzberg,  G.W.S. de Groot, A.A.H. Zegers en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 19 december 2016.