ECLI:NL:TAHVD:2016:249 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160198

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:249
Datum uitspraak: 19-12-2016
Datum publicatie: 23-12-2016
Zaaknummer(s): 160198
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kern van de klachten van klager is dat hij van oordeel is dat verweerster zijn belangen onvoldoende heeft behartigd in een bewarings- en asielprocedure en geweigerd heeft de door hem opgestelde stukken aan de rechter over te leggen. De klacht is onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het is aan verweerster om te bepalen welke stukken zij aan de rechter overlegt. Ongegrond. Bekrachtiging.

Beslissing

van 19 december 2016   

in de zaak 160198

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 20 juni 2016, gewezen onder nummer 15-599/DB/OB, aan partijen toegezonden op 20 juni 2016, waarbij de klacht van klager tegen verweerster in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:105.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is per fax op 13 juli 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    een brief van klager aan het hof van 19 augustus 2016;

-    een brief van verweerster aan het hof, ontvangen op 6 september 2016;

-    e-mail berichten van klager aan het hof van 21 september en 18 oktober 2016;

-    e-mail berichten van klager aan het hof van 3 en 17 november 2016. 

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 november 2016, waar klager met zijn partner mevrouw B en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster heeft gezegd dat zij zes uur heeft besteed aan een gesprek met klager in het detentiecentrum, terwijl uit de tijdsregistratie van het detentiecentrum blijkt dat zij klager slechts 1 uur en 38 minuten heeft bezocht;

2.    verweerster de interviews van klager met de IND van 27 maart en 3 april 2015 niet met hem heeft besproken en dat heeft uitgesteld tot dat zij op 15 mei 2015 de behandeling van de zaak heeft beëindigd;

3.    verweerster niet alle redenen voor de afwijzing van de asielaanvraag met klager heeft besproken;

4.    verweerster de rechtbank niet heeft geïnformeerd en uitgelegd waarom klager vijf jaar lang illegaal in Nederland heeft verbleven, terwijl zij beschikte over een arbeidsongeschiktheidsverklaring van klagers echtgenote;

5.    verweerster de mondelinge beslissing van de Officier van Justitie inzake de opheffing van het contactverbod met klagers echtgenote niet op papier heeft gezet en niet aan de rechtbank heeft gezonden en dat zij ook niet naar de zitting is gegaan; en

6.    verweerster voorafgaand aan de zitting aan klager geen uitleg daarover heeft gegeven en geweigerd heeft de door klager aangereikte “message to the court” aan de rechtbank over te leggen.

4    FEITEN

De door de raad vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen het hof bij de beoordeling van het appel tot uitgangspunt. Kern van de klachten van klager is – ook in hoger beroep – dat hij van oordeel is dat verweerster  in de periode maart – mei 2016 onvoldoende zijn belangen heeft behartigd in een bewarings- en asiel procedure en geweigerd heeft de door hem opgestelde stukken aan de rechter over te leggen.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft voor de klachtonderdelen 1 tot en met 5 onvoldoende feitelijke onderbouwing  vastgesteld en deze als ongegrond afgewezen. Ten aanzien van onderdeel 6 heeft de raad geoordeeld dat het aan verweerster is om te bepalen welke stukken zij aan de rechter overlegt.  Het hof deelt het oordeel van de raad over de klachtonderdelen. Ook overigens heeft het onderzoek in appel niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad. De grieven van klager dienen te worden verworpen en de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort‘s-Hertogenbosch van 20 juni 2016 onder nummer 15-599/DB/OB.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, D.J. Markx, M. Pannevis en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 19 december 2016.