ECLI:NL:TAHVD:2016:248 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160205

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:248
Datum uitspraak: 19-12-2016
Datum publicatie: 20-12-2016
Zaaknummer(s): 160205
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klachten van klager tegen verweerster, inhoudende onder meer dat zij de zaak voor klager bewust heeft verloren, zijn ongegrond omdat deze onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. Bekrachtiging.

Beslissing

van 19 december 2016

in de zaak 160205

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 4 juli 2016, gewezen onder nummer 15-679a/DH/RO, aan partijen toegezonden op 4 juli 2016, waarbij de klacht van klager tegen verweerster in alle onderdelen ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2016:145.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 juli 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    een verweerschrift, binnengekomen per fax op 16 september 2016 van verweerster;

-    een reactie van klager op het verweerschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 13 oktober 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 november 2016, waar verweerster is verschenen. Klager heeft op 21 november 2016 om 10.30 uur telefonisch om aanhouding verzocht omdat hij vreesde vanuit D niet tijdig ter zitting, gepland om 12.15 uur, aanwezig te kunnen zijn. Het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat verweerster wel aanwezig was, behandeling van de zaak wenste en het appelschrift geen nieuwe feiten bevatte.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    klager in de val heeft gelokt door het proces-verbaal ter zitting van 25 oktober 2010 te laten ondertekenen, als gevolg waarvan klager zijn rechten heeft verspeeld;

b)    de belangen van klager niet goed heeft behartigd;

c)    heeft gelogen over het feit dat zij de zaak samen met mr. B zou behandelen;

d)    de zaak bewust voor klager heeft verloren en

e)    ervoor heeft gezorgd dat klager geen aanspraak kan maken op de door hem geleden schade.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft de Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 op de onderhavige zaak toegepast. Omdat de klacht is ingediend voor 1 januari 2015 zal ook het hof de Advocatenwet toepassen die gold tot genoemde datum.

5.2    De raad heeft in de beslissing vastgesteld dat de klachten onvoldoende feitelijk onderbouwd zijn. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad. Het hof verenigt zich met die beslissing. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt  de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 juli 2016, onder nummer 15-679a/DH/RO.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, D.J. Markx, M. Pannevis en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.    

griffier        voorzitter 

De beslissing is verzonden op 19 december 2016.