ECLI:NL:TAHVD:2016:220 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150043

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:220
Datum uitspraak: 18-11-2016
Datum publicatie: 23-11-2016
Zaaknummer(s): 150043
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Na een tussenbeslissing van het hof heeft de deken een advocaat verzocht te adviseren omtrent de redelijke kans van slagen. Met de deken is het hof – gelezen hebbende het advies van de advocaat en de kritiekpunten van de zijde van klager – van oordeel dat de procedures die klager zou willen voeren als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dienen te worden ingeschat, reeds nu er in beide zaken vanuit kan worden gegaan dat sprake is van verjaring van de vorderingen van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof is in dat geval sprake van een gegronde reden het verzoek af te wijzen ex artikel 13 lid 2 Advocatenwet. De deken heeft het verzoek van de klager dan ook terecht afgewezen.    

Beslissing

van 18 november 2016   

in de zaak 150043

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET GEDING BIJ HET HOF

1.1    Het hof verwijst naar zijn tussenbeslissing van 4 december 2015, waarbij het hof het beklag in handen van de deken heeft gesteld met het in rechtsoverweging 4.4 van de tussenbeslissing vermelde doel en iedere verdere beslissing heeft aangehouden.

De tussenbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2015:304.

1.2    Na deze tussenbeslissing heeft het hof kennis genomen van:

-    de brief van de griffier van het hof aan de deken van 16 februari 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 4 maart 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 17 maart 2016;

-    de brief van de griffier van het hof aan klager van 23 maart 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 29 maart 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 21 april 2016;

-    de e-mails van klager aan het hof van 24 en 26 mei 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 30 mei 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 1 juni 2016;

-    de brief van de griffier van het hof aan klager van 3 juni 2016;

-    de e-mails van klager aan het hof verzonden in de periode van 16 juni 2016 tot en met 29 juli 2016;

-    de e-mail van de deken aan het hof van 29 september 2016;

-    de brief van klager aan het hof van 30 september 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 6 oktober 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 13 oktober 2016.

1.3    Ter openbare zitting van 14 oktober 2016 heeft het hof de behandeling van de zaak mondeling voortgezet. Beide partijen zijn, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2    VERDERE BEOORDELING

2.1    Klager verzocht de deken een advocaat aan te wijzen om een aansprakelijkheidsprocedure te voeren tegen mr. J en tegen x.

2.2    Bij de tussenbeslissing van 4 december 2015 heeft het hof verzocht om nadere onderbouwing van de zijde van de deken dat sprake is van zaken zonder redelijke kans van slagen, bij voorkeur aan de hand van een (oriënterend) advies van een aan te wijzen advocaat, opgesteld in samenspraak met klager.

2.3    De deken heeft hierop mr. B verzocht omtrent voornoemde redelijke kans van slagen te adviseren. Op 30 mei 2016 heeft de deken het advies van mr. B d.d. 25 mei 2016 aan het hof toegezonden. In het advies komt mr. B na bestudering van stukken en een mondelinge toelichting van klager tot de conclusie dat eventuele aansprakelijkheidsprocedures tegen x respectievelijk mr. J geen redelijke kans van slagen hebben. Klager heeft vervolgens uitvoerig op het advies gereageerd.

2.4    Met de deken is het hof – gelezen hebbende het advies van mr. B en de kritiekpunten van de zijde van klager – van oordeel dat de procedures die klager zou willen voeren als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dienen te worden ingeschat, reeds nu er in beide zaken vanuit kan worden gegaan dat sprake is van verjaring van de vorderingen van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof is in dat geval sprake van een gegronde reden het verzoek af te wijzen ex artikel 13 lid 2 Advocatenwet. De deken heeft het verzoek van de klager dan ook terecht afgewezen.

2.5    Het hof zal het beklag van klager tegen de beslissing van de deken ongegrond verklaren.

        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing  van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 27 juli 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, A.D.R.M. Boumans, I.P.A. van Heijst en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 18 november 2016.