ECLI:NL:TAHVD:2016:179 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 160097

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2016:179
Datum uitspraak: 03-10-2016
Datum publicatie: 10-10-2016
Zaaknummer(s): 160097
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen doorbreking appelverbod van artikel 47h lid 4 (thans lid 7) Advocatenwet. De enkele omstandigheid dat de raad in de visie van klager ter zake van de verweten gedraging een onjuiste afweging heeft gemaakt tussen vorm en inhoud levert geen grond voor doorbreking op. Er is niet gebleken van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel door de raad. Klager is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.  

van 3 oktober 2016   

in de zaak 160097

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 1 oktober 2015, onder nummer 15-213A, aan partijen toegezonden op 1 oktober 2015, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 14 maart 2016, eveneens onder nummer 15-213A, aan partijen toegezonden op 14 maart 2016, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is verklaard.

De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2015:233 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRAMS:2016:76.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 10 april 2016 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de e-mail van klager aan het hof van 26 april 2016;

-    de brief van verweerder aan het hof van 26 april 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 24 mei 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 7 augustus 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 16 augustus 2016;

-    de e-mail van verweerder aan het hof van 16 augustus 2016;

-    de e-mail van klager aan het hof van 22 augustus 2016; en

-    de e-mail van klager aan het hof van 31 augustus 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 5 september 2016, waar geen van de partijen zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder klager agressief, volumineus, diskwalificerend en op zwaar verwijtende toon heeft aangesproken tijdens een cursus.

4    BEOORDELING

4.1        De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. Deze klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door het hof behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold.

4.2    Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet (oud, thans lid 7) bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

4.3    De enkele omstandigheid dat de raad in de visie van klager ter zake van de verweten gedraging een onjuiste afweging heeft gemaakt tussen vorm en inhoud leidt niet tot doorbreking van het appelverbod. Dat buiten de klager onwelgevallige beslissing zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, waarvan kan worden geoordeeld dat daarmee sprake is van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel door de raad, is het hof niet gebleken. Dat brengt met zich dat klager niet in het beroep kan worden ontvangen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 14 maart 2016, gewezen onder nummer 15-213A.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. M.L.J.C. van Emden-Geenen, D.J. Markx, I.P.A van Heijst en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2016.

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 3 oktober 2016.