ECLI:NL:TAHVD:2016:146 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 150058 en 150061
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2016:146 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-07-2016 |
Datum publicatie: | 11-07-2016 |
Zaaknummer(s): | 150058 en 150061 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet tegen beslissing (plaatsvervangend) voorzitter, waarbij het beroep van klager is afgewezen omdat de termijn van art. 56 lid 1 Advocatenwet is verstreken. Het hoger beroepschrift is een dag te laat toegezonden aan het hof. De reguliere beroepstermijn geldt, hoewel art. 46h lid 4 Advocatenwet bepaalt dat in een situatie als de onderhavige geen rechtsmiddel openstaat. Het verzet is ongegrond. |
Beslissing
van 11 juli 2016
in de zaken 150058 en 150061
naar aanleiding van het verzet van:
klager
tegen:
verweerster in haar hoedanigheid van griffier van de Raad van Discipline
1 DE GEDINGEN IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst ten aanzien van zaaknummer 150058 naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 augustus 2015, gewezen onder nummer 14-042NN, aan partijen toegezonden op 4 augustus 2015, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter in het ressort Amsterdam van 2 mei 2014 ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLLI:NL:TADRAMS:2015:192.
Het hof verwijst ten aanzien van zaaknummer 150061 naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 augustus 2015, gewezen onder nummer 14-326NN, aan partijen toegezonden op 4 augustus 2015, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter in het ressort Amsterdam van 16 december 2014 ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLLI:NL:TADRAMS:2015:193.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij brief gedateerd 3 september 2015, ontvangen per emailbericht ter griffie van het hof op 4 september 2015, heeft klager tegen beide beslissingen van de raad hoger beroep ingesteld. Bij afzonderlijke beslissingen van 23 september 2015, gewezen onder nummers 150058 en 150061, heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof de hoger beroepen van klager afgewezen. Afschriften van deze beslissingen zijn aan partijen toegezonden op 23 september 2015.
2.2 De verzet schriftuur van klager tegen beide beslissingen is door de griffie van het hof ontvangen op 29 september 2015. Het hof heeft partijen uitgenodigd om de zaken mondeling te behandelen ter openbare zitting van 11 januari 2016, waar klager is verschenen. Verweerster is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Klager heeft ter zitting het hof van discipline gewraakt, waardoor het hof niet aan de behandeling van het verzet is toegekomen.
2.3 Bij beslissing van 7 maart 2016 heeft het hof het wrakingsverzoek van klager niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat het verzet in beide zaken zal worden behandeld op 20 mei 2016 om 13.45 uur.
2.4 Klager heeft op 17 mei 2016 per fax een stuk in het geding gebracht en vervolgens per mail zijn zittingsnotitie in beide zaken ingezonden.
2.5 Het verzet is ter openbare zitting van 20 mei 2016 behandeld, waar klager is verschenen. Verweerster is niet verschenen.
3 DE BEOORDELING
3.1 Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
3.2 Klager heeft evenwel een beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen door de raad gedaan.
3.3 De plaatsvervangend voorzitter van het hof heeft in haar voorzittersbeslissingen het beroep van klager afgewezen, op de grond dat wat er ook zij van klagers beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen door de raad, het hoger beroep is ingesteld na de in artikel 56, eerste lid, van de Advocatenwet neergelegde termijn.
3.4 In zijn verzetschrift voert klager aan dat hij het hoger beroepschrift wel op tijd heeft ingediend, omdat de termijn loopt tot en met 3 september 2015. Voorts stelt klager dat de reguliere beroepstermijn niet geldt voor zijn beroep op artikel 17 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dat de griffie van het hof van discipline slecht bereikbaar is per fax en dat de raad opzettelijk misbruik maakt van omstandigheden door de beslissing in een vakantieperiode te versturen.
3.5 Klagers grond dat het hoger beroepschrift op tijd is ingediend omdat de termijn loopt tot en met 3 september 2015 kan nergens toe leiden, nu klager eerst op 4 september 2015 het verzetschrift aan het hof heeft verzonden.
3.6 Ten aanzien van klagers grond dat de reguliere beroepstermijn niet geldt voor zijn beroep, oordeelt het hof als volgt. Hoewel artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat in een situatie als de onderhavige geen rechtsmiddel openstaat, heeft klager desondanks een hoger beroepschrift ingediend, waarin een beroep wordt gedaan op doorbreking van het rechtsmiddelenverbod vanwege een gestelde schending van fundamentele rechtsbeginselen. Gelet op het bepaalde in artikel 56, eerste lid, van de Advocatenwet dient een hoger beroep tegen een beslissing van de raad van discipline binnen 30 dagen na de verzending daarvan bij het hof van discipline te worden ingediend. Klagers stelling vindt derhalve geen steun in de wet.
3.7 Klagers stelling dat het hof slecht bereikbaar zou zijn per fax treft reeds geen doel, omdat het hof tevens per post of email bereikbaar is en klager zijn hoger beroep immers ook per emailbericht heeft ingediend.
3.8 Klagers grond dat de raad opzettelijk misbruik maakt van omstandigheden door de beslissing in een vakantieperiode te versturen, behoeft geen bespreking, nu deze grond zich niet richt tegen de beslissing waarvan klager in verzet is gekomen. Voor zover klager hiermee wilde stellen dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, overweegt het hof dat klager deze beslissing verwachtte en het klagers eigen verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat zijn post in zijn adequaat wordt behandeld. (Zie ook CRvB 24 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011: BR5745).
3.9 De plaatsvervangend voorzitter heeft terecht overwogen dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn beroep en op grond daarvan het beroep van klager afgewezen.
3.10 Dit leidt tot de conclusie dat het verzet van klager tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter van het hof ongegrond dient te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klager tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 23 september 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans, A.J. Louter, G.R.J. de Groot en J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 11 juli 2016.