ECLI:NL:TADRSHE:2016:204 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1143/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:204
Datum uitspraak: 28-12-2016
Datum publicatie: 04-01-2017
Zaaknummer(s): 16-1143/DB/LI
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat heeft na 2008 geen werkzaamheden meer verricht. In 2016 ingediende klacht niet ontvankelijk. Het feit dat klager er in 2016 op is gewezen dat het niet meer mogelijk is om in de strafzaak een schadeclaim in te dienen maakt dit niet anders.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van    28  december 2016

in de zaak 16-1143/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 15 december 2016 met kenmerk K16-108, door de raad ontvangen op 16 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Klager is op 9 januari 1998 zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Klager heeft zich in 2001 tot het kantoor van verweerder gewend inzake een letselschadezaak.

1.2      Het kantoor van verweerder heeft klager bij brief dd. 27 juni 2008 gewezen op de procesrisico’s in een executie kortgeding, zich wegens de geringe kans op succes als advocaat van klager teruggetrokken en klager erop gewezen dat hij zich per omgaand tot een andere advocaat diende te wenden.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de zaak van klager heeft laten verjaren zonder klager hiervan op de hoogte te stellen.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

2.2       De verjaring is klager gebleken tijdens een gesprek op 5 februari 2016 met de Officier van Justitie. Klager is nooit op de hoogte gesteld van het verzuim van zijn eerdere raadsman tot het indienen van een schadeclaim in de strafzaak.

3             VERWEER

3.1      Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht wegens het niet doorlopen van de interne kantoorklachtregeling en het tijdsverloop.

3.2      Verweerder heeft klager in de betreffende strafzaak niet bijgestaan. De door klager overgelegde stukken duiden op een bij (oud) kantoorgenoten van verweerder in behandeling geweest zijnde letselschadezaak. Klager is in 2008 dringend aangeraden een andere advocaat te zoeken, vermoedelijk in verband met de geringe proceskansen.

3.3      Verweerder is, louter om klager duidelijk te maken dat geen verdere actie in rechte meer mogelijk was, met hem  in februari 2016 bij de Officier van Justitie geweest. Deze heeft hem in dit gesprek duidelijk gemaakt dat verder schadeverhaal niet meer mogelijk was, omdat door de raadsman van klager destijds is verzuimd om in de strafzaak een schadeclaim in te dienen.

3.4      Verweerder heeft geen zaak van klager laten verjaren. Wel heeft een (oud)kantoorgenoot van verweerder klager bij schrijven van 25 september 2008 erop gewezen dat in de alstoen lopende appelprocedure het risico van doorhaling en definitieve beëindiging dreigde. Klager is bericht dat het kantoor zich uit de zaak terugtrok en dat klager om moest zien naar een andere advocaat.

4             BEOORDELING

4.1      Het niet doorlopen van de interne kantoorklachtregeling leidt, bij gebreke van een wettelijke grondslag,  niet tot niet-ontvankelijkheid van een bij de raad van discipline ingediende klacht. Wel wordt een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs heeft kunnen kennisnemen van het handelen waarop de klacht betrekking heeft.

4.2      Aan de raad zijn slechts zeer summierlijk en incomplete stukken overgelegd. Noch door klager, noch door verweerder is duidelijk gemaakt welke werkzaamheden door verweerder in welke zaak zijn uitgevoerd. Verweerder stelt klager wel met raad en daad te hebben bijgestaan, maar doordat het dossier is vernietigd, behoudens enkele door hem achterhaalde correspondentie,  geen verdere informatie te kunnen verschaffen. De laatst aan de raad overgelegde correspondentie dateert van 2008, zodat aannemelijk is dat na 2008 door (het kantoor van verweerder) geen werkzaamheden meer voor klager zijn verricht. Dit is  te meer aannemelijker, omdat de overgelegde correspondentie vermeldt dat het kantoor van verweerder zich terug trekt uit de zaak en klager naar een andere advocaat diende te gaan. Nu verweerder zich pas in maart 2016 met een klacht tot de deken heeft gewend heeft klager de klacht niet binnen de in artikel 46 g lid 1 sub a gestelde termijn ingediend en zal de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk verklaren. Dat de Officier van Justitie klager in februari 2016 er op heeft gewezen dat het niet meer mogelijk is om in de strafzaak een schadeclaim in te dienen, maakt dit niet anders. Bedacht dient te worden dat verjaring van de civiele vordering voor rekening van klager zèlf dient te komen in een situatie als dit en niet tuchtrechtelijk afgewenteld kan worden op verweerder, die immers vele jaren tevoren te kennen had gegeven zich terug te trekken uit de zaak. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 g lid 1 Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  28 december 2016.

Griffier                                                Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 29 december 2016

verzonden aan:

- klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager/klaagster, verweerder/verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl