ECLI:NL:TADRSHE:2016:202 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-654/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:202
Datum uitspraak: 12-12-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 16-654/DB/LI
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: In het licht van de voorgeschiedenis en het feit dat de goederen na vijf maanden nog steeds niet waren opgehaald is het niet onbegrijpelijk dat de door de advocaat namens zijn cliënten gestelde termijnen steeds korter werden. Dreigen met vernietiging van goederen is in beginsel niet toegestaan, maar gelet op de feitelijke omstandigheden valt de advocaat van de gekozen aanpak in de zaak, om daarmee de impasse in de zaak ten aanzien van het overdragen van de goederen te doorbreken, tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 12 december 2016

in de zaak 16-654/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 17 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 13 juli 2016 met kenmerk K16-019 , door de raad ontvangen op 14 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 13 juli 2016, met bijlagen;

-       de brief van verweerder van 6 september 2016;

-       de brief van de gemachtigde van klager van 19 september 2016

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Verweerder heeft bij verzoekschrift van 15 juli 2015 aan de voorzieningenrechter namens zijn cliënten om verlof tot het leggen van conservatoir beslag verzocht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op de diverse administratieve bescheiden, betrekking hebben op D en aan D gelieerde ondernemingen, afgewezen aangezien deze onvoldoende concreet waren benoemd om een opdracht tot beslaglegging aan een deurwaarder op te kunnen baseren.

2.2     Verweerder heeft bij brieven van 20 juli en 21 augustus 2015 aan de gemachtigde van klager geschreven dat de in eigendom aan zijn cliënten toebehorende goederen, waaronder diverse ordners met administratie en overige goederen, konden worden afgehaald op het kantoor van de cliënten van verweerder

2.3     De gemachtigde van klager heeft bij brief van 8 oktober 2015 aan verweerder de cliënten van verweerder gesommeerd om de privé goederen van klager binnen vier werkdagen af te geven op het kantoor van de gemachtigde van klager.

2.4     Verweerder heeft bij brief van 10 december 2015 het volgende aan de gemachtigde van klager geschreven:

          Met mijn brief van 21 augustus 2015 heb ik uw cliënten (…..) in de gelegenheid gesteld de goederen, die in eigendom zouden toebehoren aan uw cliënten, waaronder diverse ordners met administratie en overige goederen, af te halen ten kantore van mijn cliënte te Dordrecht, na het maken van een voorafgaande afspraak.

          (………….)

          Daar waar uw cliënten tot op de dag van vandaag geen gebruik hebben gemaakt van dit aanbod, verzoek ik uw cliënten middels deze brief thans voor de laatste maal om de goederen te komen ophalen. Ophaling dient dan te geschieden

                                 uiterlijk aanstaande vrijdag 11 december 2015, zulks

          (…….)

          Mochten uw cliënten ook thans deze goederen niet komen afhalen, dan zegt mijn cliënte uw cliënten nu reeds voor als dan aan dat de goederen zullen worden vernietigd. (……)”

2.5     De gemachtigde van klager heeft bij brief dd. 11 december 2015 geantwoord dat zijn cliënten reeds meermalen te kennen hadden gegeven dat de goederen op zijn kantoor hadden kunnen worden afgegeven, aan welk verzoek de cliënten van verweerder niet hadden voldaan. Hij schreef voorts dat het voor zijn cliënten, wegens verblijf in het buitenland, onmogelijk was om de goederen voor 11 december 2015 af te halen. Hij schreef voorts dat zijn cliënten hadden aangegeven de goederen op 19 december 2015 te zullen afhalen.

2.6     De gemachtigde van klager heeft per e-mail van 14 december 2015 aan verweerder bericht dat zijn cliënten de goederen wegens een onverwacht langer verblijf in het buitenland niet op 19 december 2015 maar op 2 januari 2016 zouden afhalen.

2.7     Verweerder heeft de gemachtigde van klager per e-mail van 14 december 2015 bericht dat zijn cliënten niet bereid waren de goederen tot januari 2016 op te slaan. Hij schreef voorts dat het aan klager was om voor vervanging te zorgen dan wel zorg te dragen voor het aanstellen van een gemachtigde om de spullen af te halen. Verweerder schreef voorts dat de spullen na 18/19 december 2015 zouden worden vernietigd waarvoor door zijn cliënte geen enkele aansprakelijkheid werd aanvaard.

2.8     De goederen zijn op 18 december 2015 door een medewerkster van het kantoor van de gemachtigde van klager afgehaald.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder aan klager een onredelijk korte termijn heeft gesteld om de administratieve stukken, die zijn cliënte onrechtmatig in bezit had, op te halen, onder dreiging van vernietiging van die stukken na verloop van die termijn.

4          VERWEER

4.1       Verweerder komt als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Verweerder heeft de belangen van klager niet nodeloos geschaad. De administratieve bescheiden die zich op het kantoor van de cliënten van verweerder bevonden  hadden geen betrekking op D maar op klager en zijn BV V Beheer.

4.2       Niet verweerder maar zijn cliënten hebben bescheiden onder zich gehouden. Er was geen sprake van het ten onrechte onder zich houden van goederen. De cliënten van verweerder hebben meermaals aangeboden  dat de goederen konden worden afgehaald. Klager stelde als voorwaarde dat deze moesten worden afgegeven op hat kantoor van de gemachtigde van klager.

4.3       Gelet op het feitenverloop was er geen sprake van een onredelijke termijn. De termijn is bovendien niet door verweerder maar door de cliënten van verweerder gegeven.

5          BEOORDELING

5.1      Verweerder heeft vanaf juli 2015 aan de gemachtigde van klager bericht dat de goederen bij zijn cliënten konden worden opgehaald. Ook tijdens de behandeling van het kort geding op 18 november 2015 is het ophalen van de goederen aan de orde geweest. Partijen, noch de advocaten van partijen, zijn klaarblijkelijk in staat gebleken de zaak betreffende de overhandiging van de goederen te regelen, waarbij ieder der partijen van mening was dat de andere partij in actie diende te komen om tot overdracht van de goederen te komen.

5.2      In het licht van de voorgeschiedenis en het feit dat de goederen in december 2015 nog steeds niet waren opgehaald is het niet onbegrijpelijk dat de door verweerder namens zijn cliënten gestelde termijnen steeds korter werden. Gelet op het verloop van de zaak is de raad van oordeel dat verweerder voor wat betreft de gestelde termijn  tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt.

5.3      Voorzover de klacht zich richt op de bedreiging de goederen te vernietigen, overweegt de raad het volgende. De raad stelt voorop dat het niet is toegestaan om over te gaan tot vernietiging van goederen die in eigendom aan een ander toebehoren, dan wel om te dreigen hiertoe te zullen overgaan. Gelet op voormelde voorgeschiedenis, acht de raad het echter in dit geval niet onbegrijpelijk dat verweerder, om de impasse in de zaak ten aanzien van het overdragen van de goederen te doorbreken, in overleg met zijn cliënten voor de aanpak van de zaak heeft gekozen, zoals in zijn brief van 10 december 2015 verwoord. Hoewel verweerder er verstandig aan had gedaan om de ter zitting van de raad gegeven toelichting, inhoudende dat zijn cliënte had geconcludeerd dat de goederen, nu deze na 5 maanden nog steeds niet waren opgehaald, kennelijk voor klager geen waarde hadden en dat deze dus, als ze na de genoemde termijn weer niet opgehaald zouden zijn, vernietigd konden worden,ook in zijn brief van 10 december 2015 te verwoorden en niet direct met vernietiging van de goederen te dreigen, acht de raad de handelwijze van verweerder niet zodanig dat hem daarvan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt dient te worden.

5.4      De raad zal de klacht op grond van het bovenstaande ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens en J.F.E. Kikken , leden, bijgestaan door mr.  I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016

verzonden aan:

-            de gemachtigde van klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg   

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            klager

-            verweerder

        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

        de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl