ECLI:NL:TADRSHE:2016:200 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-756/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:200
Datum uitspraak: 12-12-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 16-756/DB/LI
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Nakoming van financiële verplichtingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Excessief declareren niet gebleken. Nu klager geen gebruik heeft gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid om het door verweerder gedeclareerde bedrag op de derdengeldrekening van de deken te storten en bovendien niet is gebleken dat verweerder procesrechtelijk is benadeeld door het achterhouden van de dossiers, valt verweerder hiervan tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. In geval van een ingetrokken opdracht staat het een (opvolgend) advocaat niet vrij zich in een procedure te stellen. Advocaat dient de beëindiging van de opdracht te bevestigen en zijn cliënt te wijzen op het verstrijken van termijnen. Gelet op de niet mis te verstane sommatie had het op de weg van verweerder gekregen per omgaande te desisteren. Klacht (gedeeltelijk) gegrond, waarschuwing  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 12 december 2016

in de zaak 16-756/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 26 februari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 5 augustus 2016 met kenmerk K16-041 , door de raad ontvangen op 8 augustus 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 oktober 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet  verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 5 augustus 2016, met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Een voormalig kantoorgenote van verweerder, verder te noemen mr. X, heeft klager in een aantal zaken bijgestaan. Mr. X heeft per 1 januari 2016 haar werkzaamheden bij het kantoor van verweerder beëindigd. Mr. X heeft klager hierover op 4 januari 2016 geïnformeerd. Klager heeft verweerder per e-mail van 11 januari 2016 het volgende geschreven:

“(……) Jij zou mijn zaken kunnen overnemen. Echter ik wil niet dat jij mijn belangen inzake (…….) weer oppakt en gaat behartigen. Je hoeft dus niets meer te doen. Ik kom straks mijn dossiers ophalen. (……).

Sinds ik het nieuws van X weet ben ik op zoek gegaan naar een andere advocaat. Ik heb voor morgen 2 gesprekken kunnen arrangeren, vandaar dat ik morgenvroeg mijn dossiers kom ophalen. (……).”

2.2     Verweerder heeft klager per e-mail van 12 januari 2016 bericht dat hij de zaak, met het oog op de declaratie, eerst met X diende te bespreken. Verweerder verzocht klager om hem te berichten welke zaak door de rechtsbijstandsverzekering werd gedekt.

2.3     Klager heeft hierop per e-mail van 12 januari 2016 geantwoord dat er niets meer te factureren viel omdat verweerder niets meer voor klager had gedaan. Hij stelde voorts Hij stelde de dossiers terug te willen ontvangen.

2.4     Verweerder heeft zich op 13 januari 2016 bij de rechtbank gesteld als advocaat van klager.

2.5     Klager heeft verweerder per e-mail van 26 januari 2016 gesommeerd om hem de beide dossiers ter hand te stellen, zich als advocaat bij de rechtbank terug te trekken en het door klager teveel betaalde bedrag ad € 3.289,44 terug te betalen.

2.6     Verweerder heeft per e-mail van 27 januari 2016 aan klager geschreven te zullen desisteren. Verweerder heeft op 1 maart 2016 gedesisteerd.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

1.    ten onrechte een door klager betaald voorschot heeft verrekend;

2.    onterecht heeft gedeclareerd;

3.    zich ten onrechte heeft beroepen op zijn retentierecht in verband met openstaande facturen;

4.    zich bij de rechtbank als advocaat heeft gesteld nadat klager de opdracht aan hem heeft ingetrokken;

5.    niet per omgaande  heeft gedesisteerd nadat klager de opdracht aan hem heeft ingetrokken;

6.    in strijd met de waarheid heeft vermeld dat hij beschikt over een kantoorklachtenregeling terwijl deze bij het aangaan van de opdracht nog niet beschikbaar was;

4          VERWEER

4.1      Niet verweerder, maar een voormalig kantoorgenote van verweerder was de behandelend advocaat van klager. De betrokkenheid van verweerder bij de dossiers van klager heeft zich beperkt tot discussies met klager over openstaande facturen en de door hem gevraagde afgifte van de dossiers in twee zaken.

4.2      De verrekening van het door klager betaalde voorschot heeft op correcte wijze plaatsgevonden.

4.3      Verweerder heeft zich uit zorgvuldigheidsoverwegingen, teneinde  de belangenbehartiging van klager veilig te stellen, als advocaat van klager gesteld.

4.4      Het stond verweerder, in verband met nog openstaande facturen, vrij de dossiers nog onder zich te houden. Klager beschikte bovendien over kopieën van alle stukken in de dossiers.

4.5      Het kantoor van verweerder beschikt wel over een kantoorklachtenregeling.

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdelen 1 en 2

5.1      De eerste twee onderdelen van de klacht hebben betrekking op de declaraties van (het kantoor van) verweerder aan klager. De tuchtrechter is niet bevoegd declaratiegeschillen te beslechten. Dit is slechts anders indien sprake is van excessief declareren. Dit is in deze zaak niet gesteld noch gebleken. De raad zal de eerste twee onderdelen daarom ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel 3

5.2      Het is een advocaat in beginsel toegestaan een dossier in afwachting van de betaling van een declaratie onder zich te houden. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid om het gedeclareerde bedrag bij de deken te deponeren totdat het declaratiegeschil is beslecht. Bovendien is niet gebleken dat verweerder procesrechtelijk is benadeeld door het achterhouden van de dossiers. Daarom valt verweerder ook  voor wat betreft dit klachtonderdeel  tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. De raad zal het derde klachtonderdeel daarom eveneens ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdelen 4 en 5

5.3      Vast staat dat verweerder zich op 13 januari 2016 in een gerechtelijke procedure als advocaat van klager heeft gesteld, terwijl klager per e-mail van 11 januari 2016 aan verweerder had bericht dat hij niet wilde dat verweerder zijn belangen weer ging behartigen en dat hij zijn dossiers zou komen ophalen. Onder die omstandigheden stond het verweerder niet vrij om zich in een gerechtelijke procedure als advocaat van klager te stellen. Het had op de weg van verweerder gelegen om de beëindiging van de opdracht te bevestigen en klager te wijzen op het verstrijken van termijnen in de gerechtelijke procedure.

5.4      Voorts staat vast dat klager per e-mail van 26 januari 2016 verweerder heeft gesommeerd om zich als advocaat in de procedure bij de rechtbank terug te trekken, dat verweerder per e-mail van 27 januari 2016 aan klager heeft bericht te zullen desisteren en dat verweerder pas op 1 maart 2016 daadwerkelijk hiertoe is overgegaan. Gelet op de ingetrokken opdracht en de niet mis te verstane sommatie van 26 januari 2016 had het op de weg van verweerder gekregen per omgaande te desisteren. Door hiermee ruim een maand te wachten heeft verweerder zich niet gedragen zoals van een behoorlijk handelend advocaat verwacht mag worden.

5.5      De raad zal de klachtonderdelen 4 en 5 op grond van het bovenstaande gegrond verklaren.

                     Ad klachtonderdeel 6

5.6      Met ingang van 1 januari 2015 is ieder advocatenkantoor verplicht een kantoorklachtenregeling te hebben. De opdracht van klager aan het kantoor van verweerder is ingegaan vóór 1 januari 2015. Aldus rustte op verweerder bij het aangaan van de overeenkomst van de opdracht, niet de verplichting om te beschikken over en klager te wijzen op een kantoorklachtenregeling. Het is mogelijk dat het kantoor van verweerder pas na de inwerkingtreding van de gewijzigde advocatenwet per 1 januari 2015 over een kantoorklachtenregeling beschikt. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken i kan de raad niet vaststellen per wanneer het kantoor van verweerder over een kantoorregeling beschikt. Aldus is door de raad niet vast te stellen dat verweerder al bij het aangaan van de overeenkomst al over een kantoorklachtenregeling beschikte zonder klager daarop te wijzen. De raad zal het zesde onderdeel van de klacht ongegrond verklaren.

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden. Ten aanzien van de vordering van klager tot vergoeding van de door hem nodeloos gemaakte kosten overweegt de raad dat een eventuele vordering tot schadevergoeding door de civiele rechter dient  te worden beoordeeld. De raad ziet geen aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 48b lid 1 Advocatenwet bij de aan verweerder op te leggen maatregel als bijzondere voorwaarde te stellen dat verweerder de door klager geleden schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder] overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klagerin verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,00 aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klachtonderdelen 4 en 5 gegrond;

-        verklaart de klachtonderdelen 1,2,3 en 6 ongegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,00 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van

 EUR 50,00 aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van

 EUR 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens en J.F.E. Kikken , leden, bijgestaan door mr.  I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocat

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen [en de afwijzing van het verzoek ex artikel 48 lid 10 Advocatenwet] hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

         klager

-            verweerder

         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen [en de toewijzing van het verzoek ex artikel 48 lid 10 Advocatenwet],  hoger beroep bij het Hof van Discipline

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl