ECLI:NL:TADRSHE:2016:199 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-736/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:199
Datum uitspraak: 12-12-2016
Datum publicatie: 16-12-2016
Zaaknummer(s): 16-736/DB/OB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat is tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor het niet tijdig betalen van het griffierecht door een medewerkster van zijn kantoor. Hij dient de inhoud van een beslissing en de termijn waarbinnen en een rechtsmiddel dient te worden ingesteld per omgaande aan zijn cliënt te berichten. Bij afwezigheid wegens vakantie dient de advocaat voor adequate vervanging zorg te dragen. Een advocaat behoort een –onmiddellijke-  beëindiging van zijn werkzaamheden schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen, zijn cliënt te wijzen op het verstrijken van termijnen en hem naar een andere advocaat te verwijzen. Klacht gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling. .

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 12 december 2016

in de zaak 16-736/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 15 januari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 1 augustus 2016 met kenmerk 48/16/010K, door de raad ontvangen op 2 augustus 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016 in aanwezigheid van klager, mw. X. (dochter van klager) en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 1 augustus 2016, met bijlagen;

-       de brief van verweerder van 24 oktober 2016, met bijlagen.

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure tegen het UWV. Het UWV heeft bij besluit van 23 januari 2015 de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 65-80% en op grond daarvan de WIA-uitkering van klager verhoogd. Klager heeft op 18 februari 2015 bezwaar gemaakt tegen voormelde beslissing. Het UWV heeft bij beslissing van 28 april 2015 het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft namens klager tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 28 april 2015 bij de rechtbank beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 14 augustus 2015 niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht.

2.2     Op 15 september 2015 heeft in de woning van klager een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft tijdens het gesprek de woning verlaten en de politie via een 112 melding ingeschakeld. De politie is circa 40 minuten later verschenen.  Verweerder heeft het dossier onder begeleiding van twee verbalisanten in de woning van klager opgehaald.

2.3     Klager heeft op 22 september 2015 een klacht bij verweerder ingediend. Verweerder heeft klager per e-mail van 24 september 2015 bericht dat hij zijn werkzaamheden op 15 september 2015 per direct had beëindigd, dat klager alsnog een verzetschrift kon indienen en daarvoor een andere advocaat moest inschakelen en voorts dat de klacht van klager door een kantoorgenoot zou worden behandeld.

2.4     Klager heeft op 15 januari 2016 een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

2.5     Verweerder heeft op 17 maart 2016 een aanmaning van de onbetaald gebleven facturen van 11 juli 2015 (€ 770,- eigen bijdrage) en 16 juni 2015 (€ 45,- griffierecht) aan klager toegezonden.

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in de beroepsprocedure tegen het UWV het griffierecht niet tijdig heeft betaald op grond waarvan het beroep van klager niet-ontvankelijk is verklaard;

2.    verweerder geen verzetschrift heeft ingediend tegen de beslissing van de rechtbank van 14 augustus 2015 en klager ook niet tijdig genoeg heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van het instellen van verzet.  

3.    verweerder niet tijdig tegen klager heeft gezegd dat hij een andere advocaat diende in te schakelen.

4          VERWEER

4.1      De secretaresse van verweerder heeft, bij afwezigheid van verweerder wegens vakantie, verzuimd de nota griffierecht te betalen. Verweerder draagt hiervoor de volle verantwoordelijkheid. Hij wilde deze fout persoonlijk met klager bespreken en met hem bezien welke mogelijkheden er voor klager waren om het gewenste resultaat alsnog te bereiken. Verweerder heeft klager op zijn kantoor uitgenodigd. Omdat klager dit gelet op de reisafstand bezwaarlijk vond, is verweerder naar het woonadres van klager gegaan. 

4.2      Vanwege het verloop van het gesprek, waardoor verweerder zich genoodzaakt heeft gevoeld de woning van klager te ontvluchten en de politie in te schakelen, heeft verweerder zijn werkzaamheden per direct beëindigd. Verweerder heeft klager tijdens het gesprek op 15 september 2015 uitgelegd dat het indienen van een verzetschrift niet zinvol was. Er waren geen goede gronden voor verzet aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald. Klager werd toen boos, waarna verweerder door klager en de echtgenote van klager is gegijzeld en bedreigd. Verweerder is vervolgens het huis uit gevlucht en heeft 112 gebeld. Verweerder heeft in het bijzijn van de verbalisanten gezegd dat klager, indien hij toch een verzetschrift wenste in te dienen, zich tot een andere advocaat diende te wenden. Er was nog een redelijke termijn voor het indienen van verzet. Verweerder heeft dit ook nog op 24 september 2015 schriftelijk bevestigd.

5          BEOORDELING

Klachtonderdeel 1

5.1      Vast staat dat door (het kantoor van) verweerder is verzuimd in de procedure van klager tegen het UWV het griffierecht te betalen, als gevolg waarvan klager in die procedure niet-ontvankelijk is verklaard. Klager is hiervoor tuchtrechtelijk ten volle verantwoordelijk. Het  eerste onderdeel van de klacht is gegrond.

                     Klachtonderdeel 2

5.2      Vast staat dat verweerder geen verzet heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 14 augustus 2015. Verweerder heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij mondeling tegen klager heeft gezegd dat verzet kon worden ingesteld tegen voormelde beslissing van de rechtbank, maar dat hij geen gronden aanwezig achtte om met succes verzet in te stellen. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij dat hij belangrijke afspraken, waaronder het afzien van het instellen van een rechtsmiddel, schriftelijk vast legt. Het had op de weg van verweerder gelegen klager tijdig te informeren over de inhoud van de beslissing van de rechtbank en hem te informeren over de mogelijkheid van het instellen van verzet en de daaraan verbonden fatale termijn. Bij afwezigheid wegens vakantie dient een advocaat voor adequate vervanging te zorgen. Het had op de weg van verweerder gelegen ervoor te zorgen dat klager tijdens zijn vakantie door zijn waarnemer op de hoogte werd gesteld van de inhoud van de beslissing van 14 augustus 2015 en werd geïnformeerd over de mogelijkheid van en de termijn voor het instellen van verzet.  Nu verweerder klager hierover pas op 15 september 2015 heeft gesproken en hij heeft nagelaten dit schriftelijk te bevestigen, heeft klager niet die zorg in acht genomen die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

Klachtonderdeel 3

5.3      Verweerder stelt op 15 september 2015 mondeling tegen klager te hebben gezegd, wegens het verloop van de gebeurtenissen op 15 september 2015, geen werkzaamheden meer voor hem te zullen verrichten. Indien verweerder in de gebeurtenissen op 15 september 2015, waarover de lezing van partijen uiteen loopt en welke door de raad derhalve niet kunnen worden vastgesteld, aanleiding zag zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen, had het op de weg van verweerder gelegen de plotselinge beëindiging van zijn werkzaamheden per omgaande aan klager schriftelijk te bevestigen en hem naar een andere advocaat te verwijzen. Nu verweerder dit alles heeft nagelaten heeft verweerder bij de beëindiging van zijn werkzaamheden niet die zorgvuldigheid in acht genomen die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht, waarvan hem eveneens een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Het derde onderdeel is eveneens gegrond.

6          MAATREGEL

6.1      Ter zitting van de raad is gebleken dat verweerder de schadeclaim van klager aan zijn verzekeraar heeft doorgeleid. Het ligt thans op de weg van klager de schade te onderbouwen. De raad acht rekening houdend met alle feiten en omstandigheden de maatregel waarschuwing passend en geboden. De raad ziet geen aanleiding om over te gaan tot toepassing van artikel 48 b lid 1 Advocatenwet, aangezien thans niet vast staat of en zo ja welke schade door klager is geleden.

7         GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25,- aan reiskosten.

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht  in alle onderdelen gegrond;

-        legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25,- aan klager;

-        veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. M.M.T.Coenegracht, voorzitter, mrs.  J.B. de Meester en P.J.W.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

Griffier                                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016

verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant     

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-            het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant     

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl