ECLI:NL:TADRSHE:2016:194 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-223/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:194
Datum uitspraak: 12-12-2016
Datum publicatie: 14-12-2016
Zaaknummer(s): 16-223/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat er sprake is van een valselijk ondertekende managementovereenkomst. H et gerechtshof heeft in zijn beschikking het bestaan en de inhoud van de managementovereenkomst tot uitgangspunt genomen. Die beschikking is onherroepelijk. De raad is aan dat oordeel met betrekking tot de managementovereenkomst gebonden. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch

van 12 december 2016

in de zaak 16-223/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van 25 maart 2016 op de klacht van:

klager

tegen

verweerder            

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 20 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2      Bij brief aan de raad van 8 maart 2016 met kenmerk 48/15/070K, door de raad ontvangen op 10 maart 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 25 maart 2016 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige kennelijk ongegrond, welke beslissing op 29 maart 2016 is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 1 april 2016 , door de raad op 7 april 2016 ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016        in aanwezigheid van klager en verweerster.          .

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 1 april 2016. De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-       brief van klager van 28 april 2016, met bijlagen;

-       brief van klager van 13 oktober 2016, met bijlagen;

-       brief van verweerster van 19 oktober 2016, met bijlage

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3          VERZET

3.1     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1.         klager is het niet eens met het oordeel van de voorzitter over de feiten en omstandigheden die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd. 2.          de beslissing van de voorzitter is niet met redenen omkleed, zoals bepaald in art 46j lid 2 Advocatenwet.

4          BEOORDELING

4.1      Klager heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht dat met medewerking van verweerster vervalste documenten aan de rechter zijn overgelegd, waardoor de rechter is misleid. Klager doelt daarbij met name op de door verweerster namens haar cliënte, klagers ex-echtgenote, in een procedure tussen haar en klager overgelegde managementovereenkomst. De raad volgt klager niet in zijn ter zitting weergegeven stelling dat uit het verweer van verweerster ten aanzien van de retroactieve ondertekening van de aanvankelijk niet ondertekende managementovereenkomst blijkt dat zij van dit beweerdelijk onrechtmatige handelen op de hoogte moet zijn geweest toen de managementovereenkomst in de appelprocedure bij het gerechtshof werd ingebracht. Verweerster betwist dat er sprake was van valselijk ondertekende documenten. Uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de raad gebleken dat er sprake is van een valselijk ondertekende managementovereenkomst. In zijn beschikking van 19 april 2012 heeft het gerechtshof Arnhem het bestaan en de inhoud van de managementovereenkomst tussen klagers ex-echtgenote en haar voormalig werkgever ingaande 4 september 2009 tot uitgangspunt genomen in zijn bekrachtiging van de beslissingen van de rechtbank (van 27 mei en 16 december 2010) betreffende de verdeling van de  ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen klager en zijn ex-echtgenote. Die beschikking is onherroepelijk. De raad is aan dat oordeel met betrekking tot de managementovereenkomst gebonden.

4.2      De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond bevonden.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T.Coenegracht, voorzitter, mrs.  J.B. de Meester en P.J.W.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2016.

Griffier                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2016

verzonden aan:

-           klager

-           verweerder

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.