ECLI:NL:TADRSHE:2016:191 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 16-1012/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2016:191
Datum uitspraak: 30-11-2016
Datum publicatie: 09-12-2016
Zaaknummer(s): 16-1012/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Grenzen van de aan verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 30 november 2016

in de zaak 16-1012/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

                                               klager

tegen:

verweerster

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 31 oktober 2016 met kenmerk K16-045, door de raad ontvangen op 1 november 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken evenals van de brief van klager van 16 november 2016.

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang en gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1        Verweerster is de advocaat van mevrouw N, zijnde de ex-echtgenote van klager. Op 24 december 2013 heeft de toenmalige advocaat van klager een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij namens klager is verzocht om te bepalen dat hij gerechtigd is tot het voorlopig uitsluitend gebruik van de echtelijke woning alsook om te bepalen dat hij vooralsnog de zorg heeft over de kinderen gedurende twaalf dagen per twee weken.

1.2        Op 29 januari 2014 heeft verweerster namens klagers ex-echtgenote een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingediend. Klagers ex-echtgenote heeft zich niet tegen klagers verzoek tot het voorlopig uitsluitend gebruik van de echtelijke woning verweerd, doch heeft wel uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen klagers verzoek rondom de zorg over de kinderen, omdat dit naar de mening van klagers ex-echtgenote niet in het belang van de kinderen zou zijn. Klagers ex-echtgenote heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de kinderen aan haar worden toevertrouwd en om een voorlopige zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen gedurende een weekend per veertien dagen bij klager zouden verblijven. Tevens heeft klagers ex-echtgenote de rechtbank verzocht om de kinderalimentatie met ingang van 1 januari 2014 vast te stellen op € 400,-- per kind per maand. 

1.3        Bij beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 5 februari 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant bepaald dat klager het exclusief gebruik van de echtelijke woning toekomt. In de beschikking is tevens de in de tussentijd door partijen overeengekomen zorgregeling en de toevertrouwing van de kinderen opgenomen. Bij beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 14 mei 2014 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de door klager met ingang van 30 januari 2014 te betalen kinderalimentatie op € 293,50 per kind per maand bepaald.

1.4        Bij brief d.d. 3 juni 2014 aan deurwaarder A heeft verweerster de deurwaarder verzocht om, wegens een achterstand in de betaling van de kinderalimentatie ten bedrage van € 2.935,--+ p.m., over te gaan tot het leggen van executoriaal beslag. De deurwaarder heeft vervolgens ten laste van klager loonbeslag gelegd.

1.5        Bij dagvaarding d.d. 12 november 2014 heeft verweerster namens haar cliënte klager doen dagvaarden in kort geding, waarbij (onder meer) is gevorderd klager te veroordelen tot voldoening van de ontstane achterstand in de betaling van de hypotheeklast ter zake de echtelijke woning en tot maandelijkse tijdige betaling van de volledige hypotheeklast.

1.6        Voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de bodemprocedure d.d. 27 november 2014 hebben klager en zijn ex-echtgenote overeenstemming bereikt over de regelingen ten aanzien van de kinderen, maar vervolgens  is tussen hen verschil van inzicht ontstaan over de inhoud van de op 27 november 2014 getroffen regeling.  Bij beschikking d.d. 18 februari 2015 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de echtscheiding uitgesproken, werd  aan klager het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning toegekend en werden de beslissingen met betrekking tot de kinderen aangehouden. Ter mondelinge behandeling van 21 oktober 2015 is alsnog een minnelijke regeling tot stand gekomen, die vervolgens door de rechtbank is vastgelegd in de eindbeschikking d.d. 28 oktober 2015.  

1.7        Klager heeft in april 2016 jegens zijn ex-echtgenote een kort geding procedure aanhangig gemaakt waarbij hij heeft gevorderd zijn ex-echtgenote te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop van de echtelijke woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2016 hebben partijen afspraken gemaakt over de verkoop van de woning, die schriftelijk zijn vastgelegd en waarna de kort geding procedure is doorgehaald.

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij onvoldoende rekening houdt met de belangen van klager en de kinderen, zij niet integer is omdat zij gedragsregel 30 overtreedt en doordat door haar toedoen de verhoudingen tussen partijen zijn geëscaleerd.

2.2      Toelichting:

Verweerster stelt klager in een kwaad daglicht. Verweerster probeert te bereiken dat verweerder de zorg voor de kinderen wordt onthouden. Het heeft twee jaar geduurd voordat er een regeling was met betrekking tot de kinderen. Een vlotte afwikkeling en het maken van afspraken over de kinderen is niet mogelijk. Klager wordt doelbewust gedwarsboomd. Klager wordt niet betrokken bij het welzijn van de kinderen. Zo moest klager via een kort sms-berichtje vernemen dat de kinderen een andere huisarts hadden. Ook wilde klagers ex-echtgenote een andere basisschool. Klager wordt onwetend gehouden. Klager mag van de advocaat van zijn ex-echtgenote verwachten dat zij haar cliënte terecht wijst.

2.3       Verweerster maakt haar cliënte tot slachtoffer en wijst klager aan als dader. Verweerster doet dat ten onrechte en bedient zich daarbij van suggestieve uitlatingen, het creëren van chaos, niet onderbouwde beschuldigingen jegens klager en foute argumentaties. Dit blijkt uit de processtukken.

2.4       Klager mag van verweerster verwachten dat zij oplossingsgericht te werk gaat. Het tegendeel is het geval. Door de wijze waarop verweerster zich heeft opgesteld is de zaak alleen maar geëscaleerd. Verweerster heeft ten laste van klager loonbeslag doen leggen in verband met de te betalen alimentatie. De alimentatie was echter voldaan en daardoor was het beslag onterecht. Het gevolg was wel dat klager over onvoldoende middelen beschikte om de hypotheek te betalen, waarvan hem dan weer een verwijt werd gemaakt. Het heeft klager veel tijd, geld en energie gekost. Ook wordt niet meegewerkt een de totstandkoming van het convenant.

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerster heeft in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen. Verweerster heeft zich nimmer onnodig grievend uitgelaten over klager en heeft evenmin uitspraken gedaan die niet overeenkomstig de feiten zijn. Verweerster hoeft niet af te wegen of het voordeel dat zij wil bereiken met de middelen waarvan zij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat klager mogelijk wordt toegebracht. Daarnaast mag verweerster afgaan op de informatie die haar cliënte haar verstrekt.

3.2       Klagers stelling dat verweerster en haar cliënte er enkel op uit zijn om klager te dwarsbomen is niet juist. De procedure duurt weliswaar lang, maar er zijn ook meerdere malen schikkingen getroffen. Over de zorgregeling is eveneens overeenstemming bereikt. Klager stelt dat de belangen van de kinderen niet worden gediend, maar hij is wel met de regeling akkoord gegaan. Bovendien hebben de processtukken waarover klager klaagt de rechter uiteindelijk niet bereikt, zodat klager niet is benadeeld.

3.3       Het is aan klager zelf te wijten dat een oplossing lang op zich laat wachten. Door klagers toedoen heeft de zaak een jaar stilgelegen. Kort voor de zitting van 27 november 2014 was er overeenstemming en de regeling is voorgelegd aan de rechter. Echter, toen klager ter zitting verscheen met zijn nieuwe advocaat weigerde hij de afspraken te ondertekenen. Pas op 21 oktober 2015 heeft klager alsnog ingestemd met de oorspronkelijke afspraken. Er was bijna een jaar verloren. Het ligt dus niet aan verweerster dat klager extra kosten heeft moeten maken.

3.4       Verweerster kan voorts niet verantwoordelijk worden gehouden voor het handelen van haar cliënte, zoals het wijzigen van huisarts. Ter zake de basisschool heeft verweerster haar cliënte geadviseerd om met klager overleg te plegen en dat heeft zij ook gedaan.

3.5       Van onterecht loonbeslag was geen sprake. Klager kwam zijn verplichtingen niet na. Dat verweerster niet heeft gereageerd op een schikkingsvoorstel van klager heeft te maken met het feit dat verweerster niet kan reageren op een voorstel indien dat rechtstreeks van klager afkomstig is; klager moet voorstellen doen met tussenkomst van zijn advocaat. Het convenant is nog niet tot stand gekomen omdat klager een partiële verdeling had voorgesteld, waarmee verweersters cliënte niet kon instemmen. Verweersters cliënte wil eveneens graag komen tot een afronding, maar partijen hebben elkaar niet kunnen vinden.

4             BEOORDELING

4.1       De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.2       “(a) Onnodig grievende opmerkingen”

De voorzitter overweegt dat de advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden en dat van hem een bepaalde mate van terughoudendheid mag worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen. Ook wanneer dit uitgangspunt in acht wordt genomen, valt de inhoud van de correspondentie van verweerster en van de door haar vervaardigde processtukken naar het oordeel van de voorzitter binnen de grenzen van de vrijheid die haar als advocaat bij de behartiging van de belangen van haar cliënte, gemeten naar de hiervoor onder 4.1 vermelde maatstaf, toekomt. Uit de door verweerster vervaardigde stukken blijkt voldoende duidelijk dat zij daarin slechts het standpunt en de beleving van haar cliënte verwoordt.

4.3       Verweerster heeft steeds gehandeld in het belang van haar cliënte, hetgeen ook haar taak was. In zijn algemeenheid zullen de standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak de andere partij niet welgevallig zijn. Daarnaast geldt dat in een procedure de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen, zeker in familierechtelijke procedures. Alsdan kan een verwoord standpunt van de ene partij de andere partij onaangenaam treffen. Dit betekent echter niet automatisch dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

4.4       “(b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen”

            Zoals onder 4.1 is overwogen, mag de advocaat in het algemeen afgaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en is hij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs had kunnen kennen. Klager heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerster de juistheid van de stellingen van haar cliënte had moeten verifiëren. Het is aan klager om de onjuistheid daarvan in de betreffende gerechtelijke procedure, en niet in een tuchtrechtelijke procedure, te bestrijden.

4.5       “(c) de advocaat mag bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel”

Klager heeft gesteld dat de verhoudingen tussen partijen door toedoen van verweerster zijn geëscaleerd en dat de zaak door toedoen van verweerster nodeloos lang heeft geduurd. De voorzitter overweegt dat op het tempo waarin wordt geprocedeerd beide partijen in beginsel gelijke invloed hebben. Niet is gesteld of gebleken dat verweerster zich tegen de procesgang heeft verzet of de totstandkoming van een regeling heeft gefrustreerd.

4.6       Klager heeft voorts geklaagd over het in opdracht van verweerster ten laste van hem gelegde loonbeslag. De voorzitter is van oordeel dat verweerster hiervan evenmin een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat op het moment van het leggen van loonbeslag wel degelijk sprake was van een betalingsachterstand, terwijl klager voorts had aangegeven niet te kunnen betalen. Dat verweerster in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte besloot tot het doen leggen van executoriaal beslag is dan ook niet onbegrijpelijk en daarmee is naar het oordeel van de voorzitter geen onnodig en onevenredig nadeel aan klager toegebracht.

4.7       De voorzitter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken evenmin is gebleken dat klager anderszins onevenredig  of onnodig in zijn belang is geschaad. Uit de stukken blijkt dat verweerster haar cliënte heeft bijgestaan in een moeizame echtscheidingszaak, waarin haar cliënte en klager ieder hun eigen belangen nastreefden. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt dat klager en zijn ex-echtgenote elkaar moeilijk konden vinden.

4.8       De voorzitter is van oordeel dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden. In de overgelegde stukken valt niets tuchtrechtelijk verwijtbaars te ontwaren.

4.9       De voorzitter zal de klacht dan ook met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.M.T. Coenegracht, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 30 november 2016

Griffier                                            Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 1december 2016

verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West -Brabant.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager,  verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl